Gods Woord typeert met witkalk probleemsituaties. Zo lezen we in het boek Daniël dat in Babel de muren in het paleis van koning Belsazar waren afgewerkt met kalk. Op een dag vereerde de koning daar met duizend machthebbers (plus hun vrouwen) hun goden, terwijl ze wijn dronken uit de gestolen zilveren bekers van de tempel in Jeruzalem. En toen, …: “Terzelfder tijd verschenen vingers van een mensenhand, die tegenover de luchter, op de kalk van de wand van het koninklijk paleis schreven, en de koning zag de rug van de hand, die aan het schrijven was” (Dan. 5:4 b, 5; NBG). Shockerend! De koning verschoot van kleur en kon niet meer op zijn benen staan. Wat stond er op de kalkwand? ‘Mene mene tekel, ufarsin’. Onbegrijpelijke woorden. Alleen de profeet Daniël kon ze verklaren. Het schrift betrof een doodsoordeel over koning Belsazar en de neergang van zijn koninkrijk. Waarom? Hij vereerde zichzelf en verootmoedigde zich niet voor God. (Lees Dan. 5)

Het boek Handelingen spreekt over een gewitte wand. Het was in het jaar 57. De apostel Paulus stond onterecht voor het Sanhedrin[i], waarvan de hogepriester Ananias, een sadduceeër, voorzitter was. Toen Paulus ter verdediging zijn openingswoord uitsprak, beval Ananias hem op de mond te slaan, waarop Paulus fel reageerde: “God moge ú slaan, gij gewitte wand!” (Hand. 23:3a, NBG)
Wees Paulus met ‘gij gewitte wand’ op het witte ambtsgewaad waarin de hogepriester zijn ware aard verborg? Want Ananias – zijn naam betekent de Heere is genadig! -  was niet wat hij deed voorkomen. Mogelijk sprak Paulus profetisch, want Ananias stond niet goed bekend. Hij stal van de tienden van de priesters en was een wrede, onrechtvaardige pro-Romeinse machthebber. In 59 trad hij gedwongen af en in 66 vermoorden Joodse nationalisten hem[ii].

Witkalken heeft in Ezechiël een zeer sterke, overdrachtelijke betekenis: kalk pleisteren mét leugens. Deze typering vinden we in Ezechiël (13). De profeten voorspelden hun zelfbedachte leugens. Zij huichelden alsmaar tegen het volk dat er geen gevaar dreigde voor Jeruzalem; dat er enkel vrede heersen zou. Hiermee trokken zij een symbolische muur op, die zij ‘bepleisterden’ met steeds meer verzinsels. “Zijn profeten bepleisteren voor hen met witkalk” zei de profeet (Ezech. 22:28).

Kalk. Witten. Ook Mattheüs spreekt er over. De Heere Jezus veroordeelde de godsdienstige leiders, toen de graven gewit werden. Dit gebeurde in de maand vóór het Pascha, zodat de graven opvielen om ceremoniële onreinheid te vermijden. Wanneer je een graf aanraakte of over een graf heenliep was je volgens de wet zeven dagen onrein (Num. 19:16). Waarmee vergeleek de Heere hen? “Wee u, Schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u gelijkt op gewitte graven, die vanbuiten wel schoon schijnen, maar van binnen vol zijn van doodsbeenderen en allerlei onreinheid. Zo ook gij, van buiten schijnt gij rechtvaardig voor de mensen, doch van binnen zijt gij vol huichelarij en wetsverachting” (Matt. 23:27, 28 NBG).

Het zal je gezegd worden!
Ineke van Lieshout

 [i]Paulus zou een heiden, Trofimus, in de Tempel hebben gebracht. Maar deze man was Joods (Hand. 21:29).
[ii] Josephus, Wars 2.17.9.

Afbeelding: Buitenplaats en ingang naar de belangrijkste grafkamer van de Tombe van het Sanhedrin in Jeruzalem. 
https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Sanhedrin_Tomb_courtyard.jpg