-
Dagboek - Dag 17
Dag 17 "Op de derde dag sloeg Abraham zijn ogen op, en hij zag die plaats in de verte" (Gen. 22:4). De Heere vraagt aan Abraham: "Neem toch uw zoon, uw enige, die u liefhebt, Izak, ga naar het land Moria, en offer hem daar als brandoffer op een van de bergen die Ik u noemen zal" (Gen. 22:2). Abraham is gehoorzaam en gaat op weg. Moria betekent: voorzien zal de Heere. Abraham wist dat het goed zou komen. De derde dag wijst op opstanding, nieuw leven. Bij de schepping brengt de...
- Gegevens
- Categorie: Iniminies
- Hits: 1158
Titus, de afgezant van Paulus
Het Nieuwe Testament bevat een brief gericht aan Titus. In zijn leven was hij een bekende man op Kreta. Soldaten die destijds hun eiland verdedigden, gebruikten zijn naam als wachtwoord! Kerken worden naar hem genoemd. Op Kreta zijn in Gortyna (Gortys) opgravingen van een Tituskerk (zesde eeuw). Wat weten wij van deze leraar-evangelist?
Hij kwam tot geloof tijdens Paulus’ eerste zendingsreis. “Mijn oprechte zoon”, noemde hij hem (Tit. 1:3; 1 Kor. 4:17).
Titus had Griekse ouders, was heiden, en onbesneden (Gal. 2:3). In zijn bekeringstijd speelde de vraag: moeten gelovige heidenen besneden worden, zoals de Wet dit Joden verplichtte? In 49 overlegde Paulus dit met de oudsten in Jeruzalem (Hand. 15:1-2). Titus was erbij (Gal. 2:1-3). Na beraad concludeerden zij dat bekeerlingen uit de heidenen zich niet hoefden te besnijden, omdat zowel Jood als heiden door de genade van de Heere Jezus Christus op dezelfde wijze worden gered (Hand. 15:11).
Hij trok met Paulus op en groeide in het geloof. Als zijn medewerker stuurde Paulus hem, waarschijnlijk vanuit Efeze (Hand. 19), met een vermanende brief naar Korinthe. Daarin wees Paulus gemeenteleden op hun immoreel gedrag, wat Titus in goede banen moest leiden.
Zouden de Korinthiërs waardige christenen worden? Hij wilde dit van hem horen in Troas. Die ontmoeting lukte niet. Dit was een grote teleurstelling voor Paulus! (2 Kor. 2:12). Later, in Macedonië, ontmoetten zij elkaar wel (2 Kor. 7:15, 16). Titus vertroostte Paulus bijzonder met goede berichten over de Korinthiërs (2 Kor. 7:7); zij hielden zelfs inzamelingen voor de armen in Jeruzalem (2 Kor. 8:6).
Na zijn eerste gevangenschap werkte Paulus samen met Titus en Timotheüs. Op Kreta liet hij Titus achter om de gemeenten beter te organiseren door in elke gemeente oudsten aan te stellen (Tit. 1:5). Onder meer hierover schreef Paulus in 67 hem. De Kretenzen moesten ophouden met liegen, zich niet laten leiden door Joodse fabelen en valse leren van mensen die daaruit gewin sloegen. Zij moesten in het geloof gezond worden, de gezonde leer navolgen. Hiervan is de kern dat de genade van God, in Christus, redding brengt voor alle mensen, en niet enkel voor Joden. Christus gaf Zich over om alle mensen van ongerechtigheid te verlossen (Tit. 2:11-15).
Paulus vroeg hem: Kom je naar Nikopolis om de winter door te brengen? (Tit. 3:12) Of zij elkaar daar ontmoetten is onbekend. Kort voor de terechtstelling van Paulus in 68, verbleef Titus in Dalmatië (2 Tim. 4:10). Was dit in opdracht van Paulus? Hij miste Titus, hij was erg, erg alleen.
Tot zover. Zeker twintig jaren diende Titus de Heere als afgezant van Paulus (2 Kor. 8:23). Hij roemde terecht over hem (2 Kor. 7:14). Titus had de gave om met adviezen van Paulus gemeenten op te bouwen en deze te leiden tot gehoorzaamheid in Christus. Hijzelf werd blij van dit werk! Zijn geest werd door gelovigen verkwikt! (2 Kor. 7:13). Titus moet een prettige persoonlijkheid geweest zijn, die naar Gods wil juist kon handelen in gedragsmatige en leerstellige conflictsituaties. Lees maar eens de brief aan Titus.
Ineke van Lieshout
Afbeelding -> Bron: https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=2323110 Cortys, opgravingen, Olaf Tausch
Copyright: Creative Commons Attrirbution-Share Alike 3.0 unported
Plaatje verkleind.