-
Dagboek - Dag 17
Dag 17 "Op de derde dag sloeg Abraham zijn ogen op, en hij zag die plaats in de verte" (Gen. 22:4). De Heere vraagt aan Abraham: "Neem toch uw zoon, uw enige, die u liefhebt, Izak, ga naar het land Moria, en offer hem daar als brandoffer op een van de bergen die Ik u noemen zal" (Gen. 22:2). Abraham is gehoorzaam en gaat op weg. Moria betekent: voorzien zal de Heere. Abraham wist dat het goed zou komen. De derde dag wijst op opstanding, nieuw leven. Bij de schepping brengt de...
"Nederigheid is niet minder van jezelf denken, je denkt gewoon minder aan jezelf. - C.S. Lewis"
- Gegevens
- Categorie: Iniminies
- Hits: 1222
Zijn gezicht
Ons gezicht kan boekdelen spreken! Met veertien botten en drieënveertig spieren drukken wij allerlei emoties uit. Bij de Heere Jezus was dit niet anders. Aan Zijn gezicht was veel af te lezen.
Toen de tijd aanbrak om Zijn lijdensweg te vervullen, keerde de Heere Zijn aangezicht naar Jeruzalem (Luk. 9:51). ‘Je aangezicht keren’ was een uitdrukking voor: ik ben vastbesloten. De standvastigheid om naar Jeruzalem te gaan las men op Zijn gezicht (Luk. 9:53). Het was geprofeteerd door Jesaja: “Daarom heb Ik Mijn gezicht gemaakt als hard gesteente, want Ik weet dat Ik niet beschaamd zal worden”(50:7b). Vastberaden om de wil van Zijn Vader uitvoeren, ging Jezus het lijden tegemoet. Hij wist: “de HEERE helpt Mij. Daarom word ik niet te schande” (Jes. 50:7a). Hij knielde diep voorover in Gethsémané. “Hij wierp Zich met het gezicht ter aarde en bad: Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze drinkbeker aan Mij voorbijgaan. Maar niet zoals Ik wil, maar zoals U wilt” (Matt. 26:39).
De hogepriester en Pilatus lieten de Heere vernederen. “Toen begonnen sommigen Hem te bespuwen en Zijn gezicht te bedekken en Hem met vuisten te slaan en tegen Hem te zeggen: Profeteer! En de dienaars gaven Hem slagen in het gezicht“ (Mark. 14:65, 15:15; Matt. 26:67; Luk. 22:64; Joh. 19:3). Ook werd Hij gegeseld (Joh. 19:1). De doornenkroon prikte pijnlijk op Zijn hoofd en toegetakeld liep de Heiland de weg naar het kruis, (Mark. 15:17, 22). Daar hing men Hem op, als de Koning der Joden. Zijn gezicht zal verwrongen geweest zijn van al dit leed. Er ging een zwaard door de ziel van Zijn moeder, die het zag (Joh. 19:26; Luk. 2:35).
Israëls Messias, onze Verlosser, onderging dit lijden omwille van Zijn volk, omwille van Zijn verlossingswerk. ”Ik geef Mijn rug aan hen die slaan, Mijn wangen aan hen die de baard uitplukken. Mijn gezicht verberg Ik niet voor smaad en speeksel” (Jes. 50:6).
Na de martelingen was Zijn decorum verdwenen. “Zoals velen zich over U ontzet hebben - zozeer misvormd, niet meer menselijk was Zijn verschijning (gezicht, HSV), en niet meer als die der mensenkinderen zijn gestalte - (Jes. 52:14 NBG). “Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, bekend met ziekte, en als iemand voor wie men het gezicht verbergt” (Jes. 53:3a).
Na Zijn opstanding kroonde de Vader Hem met eer en heerlijkheid (Hebr. 2:9a). Aan Johannes, die vooruitzag in de dag des Heeren, verscheen Hij krachtig stralend: “Zijn gezicht was zoals de zon schijnt in haar kracht” (Openb. 1:16b). Iets dergelijks ervaarden Petrus, Johannes en Jakobus op de berg der verheerlijking: “Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd; Zijn gezicht straalde als de zon en Zijn kleren werden wit als het licht” (Matt. 17:2). Jezus werd zo helder van uiterlijk dat Hij moeilijk te bekijken was.
Ons verlangen is om de verheerlijkte Heer te ontmoeten. Hoe zal Hij er uitzien? “Wij zullen Hem zien zoals Hij is” (1 Joh. 3:2); als het Hoofd van Zijn Lichaam, de gemeente (Col. 1:18), waarvan wij deel mogen uitmaken.
Ineke van Lieshout
Afbeelding -> Bron: https://www.pexels.com/nl-nl/foto/fel-goud-gouden-kleur-helder-301599
Foto gemaakt door onbekend
Copyright CC0 Public Domain.
Plaatje verkleind.
Toen de tijd aanbrak om Zijn lijdensweg te vervullen, keerde de Heere Zijn aangezicht naar Jeruzalem (Luk. 9:51). ‘Je aangezicht keren’ was een uitdrukking voor: ik ben vastbesloten. De standvastigheid om naar Jeruzalem te gaan las men op Zijn gezicht (Luk. 9:53). Het was geprofeteerd door Jesaja: “Daarom heb Ik Mijn gezicht gemaakt als hard gesteente, want Ik weet dat Ik niet beschaamd zal worden”(50:7b). Vastberaden om de wil van Zijn Vader uitvoeren, ging Jezus het lijden tegemoet. Hij wist: “de HEERE helpt Mij. Daarom word ik niet te schande” (Jes. 50:7a). Hij knielde diep voorover in Gethsémané. “Hij wierp Zich met het gezicht ter aarde en bad: Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze drinkbeker aan Mij voorbijgaan. Maar niet zoals Ik wil, maar zoals U wilt” (Matt. 26:39).
De hogepriester en Pilatus lieten de Heere vernederen. “Toen begonnen sommigen Hem te bespuwen en Zijn gezicht te bedekken en Hem met vuisten te slaan en tegen Hem te zeggen: Profeteer! En de dienaars gaven Hem slagen in het gezicht“ (Mark. 14:65, 15:15; Matt. 26:67; Luk. 22:64; Joh. 19:3). Ook werd Hij gegeseld (Joh. 19:1). De doornenkroon prikte pijnlijk op Zijn hoofd en toegetakeld liep de Heiland de weg naar het kruis, (Mark. 15:17, 22). Daar hing men Hem op, als de Koning der Joden. Zijn gezicht zal verwrongen geweest zijn van al dit leed. Er ging een zwaard door de ziel van Zijn moeder, die het zag (Joh. 19:26; Luk. 2:35).
Israëls Messias, onze Verlosser, onderging dit lijden omwille van Zijn volk, omwille van Zijn verlossingswerk. ”Ik geef Mijn rug aan hen die slaan, Mijn wangen aan hen die de baard uitplukken. Mijn gezicht verberg Ik niet voor smaad en speeksel” (Jes. 50:6).
Na de martelingen was Zijn decorum verdwenen. “Zoals velen zich over U ontzet hebben - zozeer misvormd, niet meer menselijk was Zijn verschijning (gezicht, HSV), en niet meer als die der mensenkinderen zijn gestalte - (Jes. 52:14 NBG). “Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, bekend met ziekte, en als iemand voor wie men het gezicht verbergt” (Jes. 53:3a).
Na Zijn opstanding kroonde de Vader Hem met eer en heerlijkheid (Hebr. 2:9a). Aan Johannes, die vooruitzag in de dag des Heeren, verscheen Hij krachtig stralend: “Zijn gezicht was zoals de zon schijnt in haar kracht” (Openb. 1:16b). Iets dergelijks ervaarden Petrus, Johannes en Jakobus op de berg der verheerlijking: “Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd; Zijn gezicht straalde als de zon en Zijn kleren werden wit als het licht” (Matt. 17:2). Jezus werd zo helder van uiterlijk dat Hij moeilijk te bekijken was.
Ons verlangen is om de verheerlijkte Heer te ontmoeten. Hoe zal Hij er uitzien? “Wij zullen Hem zien zoals Hij is” (1 Joh. 3:2); als het Hoofd van Zijn Lichaam, de gemeente (Col. 1:18), waarvan wij deel mogen uitmaken.
Ineke van Lieshout
Afbeelding -> Bron: https://www.pexels.com/nl-nl/foto/fel-goud-gouden-kleur-helder-301599
Foto gemaakt door onbekend
Copyright CC0 Public Domain.
Plaatje verkleind.