-
Dagboek - Dag 17
Dag 17 "Op de derde dag sloeg Abraham zijn ogen op, en hij zag die plaats in de verte" (Gen. 22:4). De Heere vraagt aan Abraham: "Neem toch uw zoon, uw enige, die u liefhebt, Izak, ga naar het land Moria, en offer hem daar als brandoffer op een van de bergen die Ik u noemen zal" (Gen. 22:2). Abraham is gehoorzaam en gaat op weg. Moria betekent: voorzien zal de Heere. Abraham wist dat het goed zou komen. De derde dag wijst op opstanding, nieuw leven. Bij de schepping brengt de...
"Als je kunt lachen om jezelf, heb je eindeloos veel lol"
- Gegevens
- Categorie: Iniminies
- Hits: 1028
't Komt voor de bakker!
In Bijbelse tijden waren in grotere steden van Israël openbare ovens voor het bakken van brood. Nehemia 3:11 en 12:38 spreken over de Bakoventoren bij de muur van Jeruzalem. Waarschijnlijk brachten vrouwen daar hun deeg en lieten zij dit tegen betaling in de toren bakken.
Er waren ook beroepsbakkers (Gen. 40:1, 5; Hos. 7:4). In de vijfde eeuw v. Chr. had je de Bakkerstraat in Jeruzalem, een gildekwartier van bakkers. Daar kochten Jeruzalemmers hun brood.
Aan deze straat is de naam van Jeremia verbonden. Dat zit zo. In 478 v. Chr. was Jeruzalem belegerd door Nebukadnezar, koning van Babel. Zedekia was koning van Juda. Hij kon Gods oordeel, dat via Jeremia tot hem kwam, absoluut niet verdragen. “Toen gaf koning Zedekia bevel dat men Jeremia in verzekerde bewaring zou stellen op het binnenplein van de wacht. Men gaf hem elke dag een rond brood uit de Bakkerstraat, totdat al het brood in de stad op was” (Jer. 37:21a).
Er heerste hongersnood. Daarover had Jeremia aan het volk van Juda geprofeteerd. Dertig keer spreekt zijn boek over honger! (Bijv. 32:36). Omdat Jeremia in het slijk van de put was gegooid zou hij van honger sterven (Jer. 38:9). Op voorspraak van Ebed-Melech werd hij daaruit gered (Jer. 38:15).
Uiteindelijk was er geen brood meer te koop. De bakkers gingen failliet. Jeremia klaagde over de wanhopige situatie in Jeruzalem: “Heel haar bevolking zucht op zoek naar brood. Zij hebben hun kostbaarheden gegeven voor voedsel, om hun ziel te verkwikken. Zie, HEERE, en aanschouw, hoe veracht ik geworden ben!” (Klaagl. 1:11) Arme Jeremia. In 586 viel Juda, Jeruzalem werd ingenomen. Het volk ging in ballingschap.
Broodnood! Eeuwen daarvoor, bij de verbondsluiting onder Mozes, werd gesteld dat bij afvalligheid van de HEERE hongersnoden zouden volgen (Deut. 28:48). Wanneer je deze verbondsregel voor Israël leest, krijgt deze zinssnede uit het ‘Onze Vader’ een bijzondere betekenis: “onze Vader… geef ons heden ons dagelijks brood en vergeef ons onze schulden zoals ook wij onze schuldenaren vergeven” (Matt. 6:11-12). De afvalligheid in Jeremia’s tijd was groot, gepaard gaande met afgoderij. Schuld belijden was er niet bij. Daarom was de maatregel uit het verbond in werking getreden.
Profeet Amos bracht een betere boodschap. Hij profeteerde over de ommekeer van zijn volk. “Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik honger in het land zal zenden; geen honger naar brood, geen dorst naar water, maar om de woorden van de HEERE te horen” (8:11). Dit zal plaatsvinden wanneer de vervallen hut van David opgericht wordt (Amos 9:11; Hand. 15:16). In die tijd wordt de geestelijke honger gestild. Er zal geluisterd worden! De woorden van Jezus, Israëls Messias, de Koning, krijgen dan ten volle betekenis: “Ik ben het Brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben” (Joh. 6:35).
“De mens zal niet van brood alleen leven, maar van elk woord dat uit de mond van God komt” (Matt. 4:4).
Het zal worden: wiens brood met eet, diens woord men spreekt.
Ineke van Lieshout
Afbeelding -> Bron: https://morguefile.com/creative/lisaleo/8/all
Foto gemaakt door Lisaelo
Copyright morguefile license
Plaatje verkleind.
Er waren ook beroepsbakkers (Gen. 40:1, 5; Hos. 7:4). In de vijfde eeuw v. Chr. had je de Bakkerstraat in Jeruzalem, een gildekwartier van bakkers. Daar kochten Jeruzalemmers hun brood.
Aan deze straat is de naam van Jeremia verbonden. Dat zit zo. In 478 v. Chr. was Jeruzalem belegerd door Nebukadnezar, koning van Babel. Zedekia was koning van Juda. Hij kon Gods oordeel, dat via Jeremia tot hem kwam, absoluut niet verdragen. “Toen gaf koning Zedekia bevel dat men Jeremia in verzekerde bewaring zou stellen op het binnenplein van de wacht. Men gaf hem elke dag een rond brood uit de Bakkerstraat, totdat al het brood in de stad op was” (Jer. 37:21a).
Er heerste hongersnood. Daarover had Jeremia aan het volk van Juda geprofeteerd. Dertig keer spreekt zijn boek over honger! (Bijv. 32:36). Omdat Jeremia in het slijk van de put was gegooid zou hij van honger sterven (Jer. 38:9). Op voorspraak van Ebed-Melech werd hij daaruit gered (Jer. 38:15).
Uiteindelijk was er geen brood meer te koop. De bakkers gingen failliet. Jeremia klaagde over de wanhopige situatie in Jeruzalem: “Heel haar bevolking zucht op zoek naar brood. Zij hebben hun kostbaarheden gegeven voor voedsel, om hun ziel te verkwikken. Zie, HEERE, en aanschouw, hoe veracht ik geworden ben!” (Klaagl. 1:11) Arme Jeremia. In 586 viel Juda, Jeruzalem werd ingenomen. Het volk ging in ballingschap.
Broodnood! Eeuwen daarvoor, bij de verbondsluiting onder Mozes, werd gesteld dat bij afvalligheid van de HEERE hongersnoden zouden volgen (Deut. 28:48). Wanneer je deze verbondsregel voor Israël leest, krijgt deze zinssnede uit het ‘Onze Vader’ een bijzondere betekenis: “onze Vader… geef ons heden ons dagelijks brood en vergeef ons onze schulden zoals ook wij onze schuldenaren vergeven” (Matt. 6:11-12). De afvalligheid in Jeremia’s tijd was groot, gepaard gaande met afgoderij. Schuld belijden was er niet bij. Daarom was de maatregel uit het verbond in werking getreden.
Profeet Amos bracht een betere boodschap. Hij profeteerde over de ommekeer van zijn volk. “Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik honger in het land zal zenden; geen honger naar brood, geen dorst naar water, maar om de woorden van de HEERE te horen” (8:11). Dit zal plaatsvinden wanneer de vervallen hut van David opgericht wordt (Amos 9:11; Hand. 15:16). In die tijd wordt de geestelijke honger gestild. Er zal geluisterd worden! De woorden van Jezus, Israëls Messias, de Koning, krijgen dan ten volle betekenis: “Ik ben het Brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben” (Joh. 6:35).
“De mens zal niet van brood alleen leven, maar van elk woord dat uit de mond van God komt” (Matt. 4:4).
Het zal worden: wiens brood met eet, diens woord men spreekt.
Ineke van Lieshout
Afbeelding -> Bron: https://morguefile.com/creative/lisaleo/8/all
Foto gemaakt door Lisaelo
Copyright morguefile license
Plaatje verkleind.