-
Dagboek - Dag 280
Dag 280 "Want zoals de bliksem flitst van de ene plaats onder de hemel en naar de andere plaats onder de hemel licht, zo zal ook de Zoon des mensen zijn op Zijn dag" (Luk. 17:24). De komst van de Koning wordt door de Heere vergeleken met de bliksem. Het is als in de dagen van Noach of de dagen van Lot. De mensen zijn druk met zichzelf, je leeft immers maar één keer. Pluk de dag. "Op dezelfde manier ook, zoals het gebeurde in de dagen van Lot: zij aten, zij dronken, zij kochten,...
"Zij die de geschiedenis lezen maar niet begrijpen, zijn gedoemd hem te herhalen. - Harry Truman"
- Gegevens
- Categorie: Iniminies
- Hits: 1741
Over honden gesproken
Kennen we de verspieder Kaleb nog? De zoon van Jefunne uit de stam van Juda? Zijn naam betekent hond. Kaleb is afgeleid van kelev (Hebr.), dat aanvallen betekent.
Zou deze naam slaan op zijn gedrag? Er staat dat hij de HEERE volkomen volgde (Deu. 1:36). Als een trouwe hond? Kaleb schrok er niet voor terug om Kanaän in bezit te nemen. Hij riep het bange volk tot de orde. “Toen bracht Kaleb het volk tegenover Mozes tot bedaren, en zei: Laten wij vrijmoedig optrekken, wij zullen het land in bezit nemen, want wij zullen het zeker overmeesteren” (Num. 13:30). Zo hield hij als een herdershond Israël bij elkaar. Klaar voor de aanval!
In de Bijbel staan honden er niet zo goed op. Zij waren in oudtestamentische tijden niet gedomesticeerd zoals heden. Slechts een enkele keer wordt er gesproken over een waakhond (Jes. 56:10) en herdershonden (Job. 30:1). Er waren straathonden die in de steden zwierven (Ps. 59:6) en overlast gaven zoals nu bijvoorbeeld in het Noorden van de Gazastrook en in delen van Spanje.
Volgens de wet van Mozes zijn honden onreine dieren (Ex. 22:30, 31), die lijken eten (1 Kon. 14:11; 2 Kon. 9:10) en bloed likken (1 Kon. 22:38).
Scheldwoorden waren ‘hondenkop’ en ‘dode hond’. Daarmee werden mensen veracht of zij kleineerden zichzelf daarmee (1 Sam. 24:15; 2 Sam. 16:9).
De herders (priesters) van Israël noemde Jesaja zelfs ‘stomme honden’, vraatzuchtig (56:10, 11). Bij onraad blaften zij niet, luie wachters waren het, geestelijke leiders die niet tot geloofsinzicht wisten te komen.
In Psalm 22:17, de profetie over de Messias aan het kruishout, roept Hij: “honden hebben mij omsingeld, een horde kwaaddoeners heeft mij omgeven; zij hebben mijn handen en mijn voeten doorboord.” “Red mijn ziel van het zwaard, mijn eenzame ziel van het geweld van de hond” (vers 21). Vijanden vallen Hem aan en willen Hem verscheuren.
Later maakte Hij duidelijk: aan mensen die Mijn boodschap haten en tot de aanval overgaan, moet je het evangelie van redding en eeuwig leven niet brengen. “Geef het heilige niet aan de honden, en werp uw parels niet voor de zwijnen, opdat die ze niet op enig moment met hun poten vertrappen, zich omkeren en u verscheuren” (Matt. 7:6).
Petrus zegt iets dergelijks. Hij spreekt over hen die het geloof in Christus beleden maar zich ervan afkeerden: “De hond is teruggekeerd naar zijn eigen uitbraaksel” (2 Petr. 2:22b; Spr. 26:11). Uitbraaksel: eigen bedachte wetten en regels.
Het was een stevig woordenspel. Joden noemden heidenen destijds honden, zij waren onrein, niet in het verbond opgenomen, onbesneden. In tegenstelling tot ‘besneden’ Joden. Zij waren ‘kinderen van de Allerhoogste’. Paulus keert dit om. Koekjes van eigen deeg! Hij gaat in de aanval en waarschuwt: “Let op de honden, let op de slechte arbeiders, let op de versnijdenis. Want wij zijn de besnijdenis, wij die God in de Geest dienen en in Christus Jezus roemen en niet op het vlees vertrouwen” (Fil. 3:2, 3).
Ineke van Lieshout
Afbeelding -> Bron: https://pixabay.com/photos/dogs-sunset-abendstimmung-1946503/
Foto gemaakt door Ute Becker.
Copyright: free for commercial use, no attribution required.
Plaatje verkleind.
Zou deze naam slaan op zijn gedrag? Er staat dat hij de HEERE volkomen volgde (Deu. 1:36). Als een trouwe hond? Kaleb schrok er niet voor terug om Kanaän in bezit te nemen. Hij riep het bange volk tot de orde. “Toen bracht Kaleb het volk tegenover Mozes tot bedaren, en zei: Laten wij vrijmoedig optrekken, wij zullen het land in bezit nemen, want wij zullen het zeker overmeesteren” (Num. 13:30). Zo hield hij als een herdershond Israël bij elkaar. Klaar voor de aanval!
In de Bijbel staan honden er niet zo goed op. Zij waren in oudtestamentische tijden niet gedomesticeerd zoals heden. Slechts een enkele keer wordt er gesproken over een waakhond (Jes. 56:10) en herdershonden (Job. 30:1). Er waren straathonden die in de steden zwierven (Ps. 59:6) en overlast gaven zoals nu bijvoorbeeld in het Noorden van de Gazastrook en in delen van Spanje.
Volgens de wet van Mozes zijn honden onreine dieren (Ex. 22:30, 31), die lijken eten (1 Kon. 14:11; 2 Kon. 9:10) en bloed likken (1 Kon. 22:38).
Scheldwoorden waren ‘hondenkop’ en ‘dode hond’. Daarmee werden mensen veracht of zij kleineerden zichzelf daarmee (1 Sam. 24:15; 2 Sam. 16:9).
De herders (priesters) van Israël noemde Jesaja zelfs ‘stomme honden’, vraatzuchtig (56:10, 11). Bij onraad blaften zij niet, luie wachters waren het, geestelijke leiders die niet tot geloofsinzicht wisten te komen.
In Psalm 22:17, de profetie over de Messias aan het kruishout, roept Hij: “honden hebben mij omsingeld, een horde kwaaddoeners heeft mij omgeven; zij hebben mijn handen en mijn voeten doorboord.” “Red mijn ziel van het zwaard, mijn eenzame ziel van het geweld van de hond” (vers 21). Vijanden vallen Hem aan en willen Hem verscheuren.
Later maakte Hij duidelijk: aan mensen die Mijn boodschap haten en tot de aanval overgaan, moet je het evangelie van redding en eeuwig leven niet brengen. “Geef het heilige niet aan de honden, en werp uw parels niet voor de zwijnen, opdat die ze niet op enig moment met hun poten vertrappen, zich omkeren en u verscheuren” (Matt. 7:6).
Petrus zegt iets dergelijks. Hij spreekt over hen die het geloof in Christus beleden maar zich ervan afkeerden: “De hond is teruggekeerd naar zijn eigen uitbraaksel” (2 Petr. 2:22b; Spr. 26:11). Uitbraaksel: eigen bedachte wetten en regels.
Het was een stevig woordenspel. Joden noemden heidenen destijds honden, zij waren onrein, niet in het verbond opgenomen, onbesneden. In tegenstelling tot ‘besneden’ Joden. Zij waren ‘kinderen van de Allerhoogste’. Paulus keert dit om. Koekjes van eigen deeg! Hij gaat in de aanval en waarschuwt: “Let op de honden, let op de slechte arbeiders, let op de versnijdenis. Want wij zijn de besnijdenis, wij die God in de Geest dienen en in Christus Jezus roemen en niet op het vlees vertrouwen” (Fil. 3:2, 3).
Ineke van Lieshout
Afbeelding -> Bron: https://pixabay.com/photos/dogs-sunset-abendstimmung-1946503/
Foto gemaakt door Ute Becker.
Copyright: free for commercial use, no attribution required.
Plaatje verkleind.