-
Dagboek - Dag 256
Dag 256 "Ook zei Hij: Zo is het Koninkrijk van God: als wanneer iemand het zaad in de aarde werpt en slaapt en opstaat, nacht en dag; en het zaad ontkiemt en wordt lang, zonder dat hij zelf weet hoe" (Mark. 4:26 en 27). "Dit is de gelijkenis: Het zaad is het Woord van God" (Luk. 8:11). Het woord werd verkondigd: bekeer u, want het Koninkrijk is nabijgekomen. Het zaad ontkiemt, er komt geestelijke groei. Je ziet niet hoe het groeit, maar wel het resultaat: "Want de aarde...
"Bidden is de enige stem van het geloof - Jonathan Edwards"
- Gegevens
- Categorie: Inleiding boeken Nieuwe Testament
- Hits: 7199
Inleiding tot de 2e brief aan de Thessalonicenzen
uit: AMEN 62, pagina 33 | Hoite B. Slagter |
In deze artikelenserie worden een aantal inleidende opmerkingen met betrekking tot de zevenentwintig boeken van het Nieuwe Testament gegeven. Om de bijbellezer te helpen meer zicht te krijgen op de bedoeling die de Heilige Geest met de verschillende boeken en brieven van het Nieuwe Testament heeft.
Algemeen Evenals dat met de eerste brief aan de Thessalonicenzen het geval is, staat ook deze tweede brief vooral bekend om de dingen die er in geschreven staan met betrekking tot de toekomst. Het grootste deel van hoofdstuk 1en 2 gaat over dat wat er in de toekomst gaat gebeuren. Een toekomst die in de tijd dat deze brief werd geschreven zeer aanstaande was en verwacht werd! Het gaat over de openbaring van Christus, Zijn aanwezigheid en de dag des Heren, de afval en de wetteloosheid, de weerhouder en de komst van de wetteloze. Allerlei zaken die de Thessalonicenzen zeer bezig hielden. Schrijver, ontstaan en bestemming Het zijn Paulus, Silvanus en Timotheus die als afzenders van deze brief in het openingsvers staan. Over het algemeen wordt aangenomen dat Paulus de brief niet al te lang na de eerste verzonden heeft. Zie wat betreft de zaken die we gewend zijn onder het kopje 'Schrijver, ontstaan en bestemming' te vermelden, het artikel in AMEN 61. Wat daar staat, geldt grotendeels ook voor deze tweede Thessalonicenzenbrief. StructuurA. 1:1 Briefstijl en inleiding. Genade en vrede.... B1. 1:3a Dankzegging. ......... B2. 1:3b-5 Reden: hun geloof, liefde en volharding. .............. B3. 1:6-10 Het verkrijgen van rust en heerlijkheid. ................... B4. 1:11 Gebed voor de Thessalonicenzen. ......................... B5. 1:12a Dat de Naam des HEREN verheerlijkt worde... ............................... B6. 1:12b ... en zij in Hem verheerlijkt worden. ..................................... B7. 2:1-12 Waarschuwing. ... B1. 2:13a Dankzegging. ......... B2. 2:13b Reden: hun redding. ............... B3. 2:14 en 15 Het verkrijgen van heerlijkheid. ..................... B4. 2:16-3:1a Gebed voor Paulus. ........................... B5. 3:1b-4 Dat het Woord verheerlijkt worde... ................................. B6. 3:5 ... en hun harten op Gods liefde gericht mogen zijn. ....................................... B7. 3:6-15 Waarschuwing. A. 3:6-15 Briefstijl en afsluiting. Genade en vrede. |
Doel en inhoud
Het doel dat Paulus met deze brief heeft, wordt vooral aan het begin van het tweede hoofdstuk beschreven.
Er waren zogenaamde geestesuitingen en predikingen die grote onrust veroorzaakten onder de Thessalonicenzen. Er circuleerden zelfs brieven waar iemand Paulus' naam onder had gezet. We zagen in het artikel over de eerste Thessalonicenzenbrief in AMEN 61 al dat de Thessalonicenzen
in de tijd leefden waarin de wederkomst van Christus (dat is: Zijn openbaringl) aanstaande was. Alles stond in het licht van die komst. Dat het allemaal langer zou gaan duren, weten wij nu, maar dat was ten tijde van het schrijven van deze brieven nog niet geopenbaard. Echter alles wat er gebeuren zou, zou (en zal!) wel in een bepaalde volgorde geschieden. De - nog niet zo lang tot geloof gekomen - gelovigen te Thessalonica werden bestookt met uitingen die van God afkomstig leken, maar dat niet waren. Daardoor leefden zij in de veronderstelling dat de dag des HEREN al aanbrak (vs. 2). Paulus noemt in vers 1 en 2 drie dingen die direct met de openbaring van Christus te maken hebben:
- de komst (Grieks: Parousia. zie vorige artikel) van onze Here Jezus Christus;
- onze vereniging (Grieks'. episunagoogee, toevergadering) en
- de dag des HEREN.
Maar met deze drie aspecten maakt Paulus meteen duidelijk dat voor het zover is, eerst de afval moet komen en de mens der wetteloosheid zich moet openbaren (vs. 3 en 4). Deze beide begrippen (''afval'' en ''openbaring van de mens der wetteloosheid") zijn twee aspecten van dezelfde zaak. Met de ''afval'' wordt hier gewezen op (een deel van) het volk Israel dat van haar verbondspositie, als vrouw van de HERE, afvalt. Door de hele Bijbel heen zien we dat daar waar lsrael afvalt van de HERE, zij dat doet door andere 'goden' achterna te lopen. Dit laatste heeft met de wetteloze te maken die zich in de tempel zet en zich daar zal laten aanbidden (en wel door een gedeelte van het volk van Israel. Wanneer deze dingen zich voor de laatste keer zullen afspelen, is de tijd aanbeland in de periode die wel de laatste jaarweek van Daniel genoemd wordt en daarvan dan weer de laatste helft: de tijd van grote verdrukking. Die tijd en de gebeurtenissen in die tijdmoeten eerst plaatsvinden en dan zal de komst (=aanwezigheid) van de Here Jezus, de toevergadering tot Hem en de dag des HEREN aanbreken, zo schrijft Paulus. In deze dingen spreekt hij dus niet over de hop en verwachting van het lichaam van Christus, maar wel over de hoop van de gelovigen in de Handelingentijd en van gelovigen die in de toekomst deze dingen mee zullen maken. Zij zullen reikhalzend uitzien naar de verlossende openbaring van Christus (zie hfdst. 1:5-10).
Kerntekst
"Maar wij verzoeken u broeders (...) dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert..."(hfdst. 2:1 en 2).