GEPUBLICEERD IN AMEN 169 - JULI 2023 (13-07-2023) OP PAGINA 18
3:1 Brief aan Sardis
Zeven geesten van God – Christus bezit de zeven geesten en de zeven sterren. Heere en Christus zijn titels; Christus betekent: gezalfde en Heere (Gr. kurios) betekent: bezitter, eigenaar. De zeven geesten zijn voor Zijn troon (1:4). Johannes ziet een deur geopend in de hemel (4:1) en ziet dan een troon: "En uit de troon kwamen bliksemstralen, donderslagen en stemmen. En er stonden zeven vurige fakkels te branden vóór de troon. Dit zijn de zeven Geesten van God" (Openb. 4:5). "En ik zag, en zie: te midden van de troon en van de vier dieren en te midden van de ouderlingen stond een Lam als geslacht, met zeven horens en zeven ogen. Dat zijn de zeven Geesten van God, die uitgezonden zijn over heel de aarde" (Openb. 5:6). Horens wijzen op koningschap: "En de tien horens duiden aan dat uit dat koninkrijk tien koningen zullen opstaan, en na hen zal een ander opstaan. Die zal verschillen van die er eerder geweest waren. Drie koningen zal hij vernederen" (Dan. 7:24). Zeven is het getal van totaliteit, het hele koningschap behoort Hem toe. De zeven ogen geven aan dat de Heere alles ziet wat er op aarde gebeurt, er is niets voor Hem verborgen.

De verhoogde en verheerlijkte Christus is almachtig: "En Jezus kwam naar hen toe, sprak met hen en zei: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde" (Matt. 28:18). We weten dat het zo is, maar het is nog niet zichtbaar, dus deze woorden gaan over de tijd waar ook Openbaring van spreekt, de voleinding van de aioon (eeuw, wereld; zie Matt. 13:39, 40 en 49; 24:3; 28:20). De Heere Jezus heeft als mens het verlossingswerk volbracht en is als mens opgestaan uit de dood in een verheerlijkt opstandingslichaam. Hij is veertig dagen verschenen aan Zijn discipelen om te spreken over het Koninkrijk van God, want dat is het thema voor Israël. En Hij is verhoogd en heeft de Naam boven alle naam gekregen. Hij zit nu in de macht van God. Paulus spreekt over de kracht van God: "… die Hij gewerkt heeft in Christus, toen Hij Hem uit de doden opwekte en aan Zijn rechterhand zette in de hemelse gewesten, ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de komende. En Hij heeft alle dingen aan Zijn voeten onderworpen en heeft Hem als hoofd over alle dingen gegeven aan de gemeente, die Zijn lichaam is en de vervulling van Hem Die alles in allen vervult" (Efe. 1:20-23). Christus is het Hoofd, de Gemeente is Zijn lichaam. Wij zijn dus één met Hem en delen in Zijn positie.

3:2 Geloof en werken
U hebt de naam dat u leeft, maar u bent dood – dit duidt op uiterlijke godsdienst. Hun geloof kwam niet tot uitdrukking in hun wandel, ze waren dood in werken. Hun werken werden niet vol bevonden voor God. Het gaat om het geestelijk leven. Jakobus (die aan de twaalf stammen in de verstrooiing schrijft) schreef over geloof en werken, en dat een gelovige gerechtvaardigd wordt uit werken. Maar Paulus schrijft dat je gerechtvaardigd wordt uit geloof. De zaligheid of je behoud is nooit door goede werken vanuit de mens, je kunt alleen zalig worden door het geloof van Christus. Hij heeft alles volbracht. "Wat voor nut heeft het, mijn broeders, als iemand zegt dat hij geloof heeft, en hij heeft geen werken? Kan dat geloof hem zalig maken?" (Jak. 2:14). "Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden" (Matt. 24:13). Zalig worden hoort bij het Evangelie van het Koninkrijk. Die zaligheid, dat heil, betekent in deze context ook ingaan in het Koninkrijk, het Koninkrijk beërven. "Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan" (Joh. 3:5). "Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft" (Joh. 3:16). Je moet geloven in de Heere Jezus Christus.
Paulus schreef aan de heiligen in Christus Jezus: "Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God; niet uit werken, opdat niemand zou roemen" (Efe. 2:8 en 9). Degene die gelooft, heeft deel aan het heil. Welk heil hangt af van de tijd waarin je leeft, van de fase in Gods plan. Voor ons die vandaag leven in de ‘bedeling der genade’ (Efe. 3:1 St. Vert.) betekent dat heil: door genade behouden en lid zijn van het Lichaam van Christus.
Maar Jakobus schrijft vanuit de context van Israël en het Koninkrijk: "Wat voor nut heeft het, mijn broeders, als iemand zegt dat hij geloof heeft, en hij heeft geen werken? Kan dat geloof hem zalig maken? Als er nu een broeder of zuster zonder kleding zou zijn en gebrek zou hebben aan dagelijks voedsel, en iemand van u zou tegen hen zeggen: Ga heen in vrede, word warm en word verzadigd, en u zou hun niet geven wat het lichaam nodig heeft, wat voor nut heeft dat dan? Zo is ook het geloof als het geen werken heeft, in zichzelf dood" (Jak. 2:14-17). Zo was het dus ook in Sardis.
Jakobus vervolgt: "Maar nu zal iemand zeggen: U hebt geloof en ik heb werken. Laat mij dan uw geloof zien uit uw werken en ik zal u uit mijn werken mijn geloof laten zien. U gelooft dat God één is en daar doet u goed aan. Maar ook de demonen geloven dit, en zij sidderen. Maar wilt u weten, o nietig mens, dat het geloof zonder de werken dood is? Is Abraham, onze vader, niet uit de werken gerechtvaardigd, toen hij Izak, zijn zoon, op het altaar offerde?" (Jak. 2:18-21). Abraham wilde zijn zoon offeren, want hij wilde gehoorzaam zijn aan God, omdat hij een gelovige was. "En de Schrift is vervuld die zegt: En Abraham geloofde God, en het is hem tot gerechtigheid gerekend, en hij werd een vriend van God genoemd" (Jak. 2:23). De Schrift zegt: "En hij geloofde in de HEERE, en Die rekende hem dat tot gerechtigheid" (Gen. 15:6). Abraham ontving deze gerechtigheid, omdat veel later Gods Zoon het ware offer bracht. Hij bracht de gerechtigheid tot stand in Zijn leven, lijden, dood en opstanding.
Bij geloof horen dus geloofswerken. Dat geldt ook voor ons: "Zo roep ik, de gevangene in de Heere, u op tot een wandel die de roeping waarmee u geroepen bent, waardig is" (Efe. 4:1). "Daarom houden ook wij niet op, vanaf de dag dat wij het gehoord hebben, voor u te bidden en te smeken dat u vervuld mag worden met de kennis van Zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, zodat u wandelt op een wijze de Heere waardig, Hem in alles behaagt, in elk goed werk vrucht draagt en groeit in de kennis van God …" (Kol. 1:9 en 10). Dus wandelen in overeenstemming met je roeping en met het Woord c.q. onderwijs dat daar betrekking op heeft.

3:3
Houd het vast – Ze waren onderwezen, maar ze hebben zich niet aan het onderwijs gehouden. Ze hebben zich niet aan de wet van Mozes gehouden. Ze hebben niet naar het onderwijs van de Heere Jezus geluisterd. Ze zien daardoor minder van God en dan zal Hij komen als een dief in de nacht. Voor gelovigen geldt: "Maar wat de tijden en de gelegenheden betreft, broeders, is het voor u niet nodig dat men u schrijft. Want u weet zelf heel goed dat de dag van de Heere komt als een dief in de nacht. Want wanneer zij zullen zeggen: Er is vrede en veiligheid, dan zal een onverwacht verderf hun overkomen, zoals de barensweeën een zwangere vrouw, en zij zullen het beslist niet ontvluchten. Maar u, broeders, bent niet in duisternis, zodat die dag u als een dief zou overvallen. U bent allen kinderen van het licht en kinderen van de dag. Wij zijn niet van de nacht en ook niet van de duisternis. Laten wij dan niet, evenals de anderen, slapen, maar laten wij waakzaam en nuchter zijn" (1 Thess. 5:1-6). ‘Zij’ zullen zeggen: er is vrede. Maar als je de Schrift kent, weet je dat de Dag des Heeren zal komen, een tijd van oordeel en reiniging. In de toekomst zullen er dingen gebeuren die God heeft voorzegd, maar de mensen weten dat niet, omdat ze het (profetisch) Woord niet kennen. Zelfs christenen weten lang niet altijd wat er in het Woord staat of in welke context het staat en wat het betekent.

3:5
Boek des levens – Waarin de levenden zijn opgeschreven (Ps. 69:29; Fil. 4:3 en 13:8).
Ik zal zijn naam belijden – "En Ik zeg u: Ieder die Mij belijden zal voor de mensen, die zal ook de Zoon des mensen belijden voor de engelen van God. Maar wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal verloochend worden voor de engelen van God" (Luk. 12:8 en 9).

3:6
Wie oren heeft – Zie 2:7.

3:7 Brief aan Filadelfia
Deze naam betekent: broederliefde. Alleen in deze brief zegt de Heere niets negatiefs over de gemeente. De brieven van Johannes gaan ook over broederliefde. Broederliefde is een bewijs van geloof. Je hebt elkaar lief, omdat Hij ons liefheeft. Dat is geen menselijke liefde, maar onvoorwaardelijke liefde, in het Grieks: agape.
Sleutel van David – dit heeft te maken met het Koninkrijk, want het toekomstige Koninkrijk van God omvat in de eerste plaats Israël, als hoofd van de volkeren (Jer. 31:7). In de tijd van de heidenen zijn er andere koningen die in dienst van God staan en heerschappij hebben, zoals Nebukadnezar: "Welnu, Ík heb al deze landen gegeven in de hand van Nebukadnezar, de koning van Babel, Mijn dienaar" (Jer. 27:6a). In Daniël lezen we: "Maar het koningschap en de heerschappij en de grootheid van de koninkrijken onder heel de hemel zullen gegeven worden aan het volk van de heiligen van de Allerhoogste. Zijn koninkrijk zal een eeuwig koninkrijk zijn, en alles wat heerschappij heeft, zal Hem eren en gehoorzamen" (Dan. 7:27). Waar Daniël vooral spreekt over het koningschap, daar gaat het in Openbaring meer over de Koning zelf.
Over de sleutel werd al gesproken door Jesaja: "Op die dag zal het gebeuren dat Ik Mijn dienaar Eljakim, de zoon van Hilkia, zal roepen. Ik zal hem bekleden met uw gewaad, hem uw gordel ombinden, en uw heerschappij zal Ik in zijn hand leggen. Hij zal als een vader zijn voor de inwoners van Jeruzalem en voor het huis van Juda. En Ik zal de sleutel van het huis van David op zijn schouder leggen. Als hij opendoet, zal niemand sluiten. Als hij sluit, zal niemand opendoen" (Jes. 22:20-22). Eljakim betekent: God stelt aan, en hij is hier een type van Christus. Het huis van David zal in de toekomst hersteld worden: "Op die dag zal Ik oprichten de vervallen hut van David. Zijn scheuren zal Ik dichtmaken, en wat aan haar is afgebroken, zal Ik oprichten, Ik zal hem opbouwen als in de dagen van oude tijden af" (Amos 9:11). De laatste Koning van het koningshuis van David is de Heere Jezus Christus, maar Die is al tweeduizend jaar in de hemel. Israël is ook geen koninkrijk meer. Maar in de toekomst zal "… de wet uitgaan uit Sion en het woord van de HEERE uit Jeruzalem" (Micha 4:2). En de twaalf apostelen zijn daar dan ook: "En Jezus zei tegen hen: Voorwaar, Ik zeg u dat u die Mij gevolgd bent, in de wedergeboorte, als de Zoon des mensen zal zitten op de troon van Zijn heerlijkheid, ook zult zitten op twaalf tronen en de twaalf stammen van Israël zult oordelen" (Matt. 19:28).

3:8
Geopende deur – In de eindtijd komt het geloof onder druk te staan en komt alles tot een climax. De krachten van de tegenstander zijn groot, maar God geeft een geopende deur, ook al is er kleine kracht. Er is een gelovig overblijfsel. "Ik zeg u dat Hij hun met spoed recht zal doen. Maar zal de Zoon des mensen, als Hij komt, wel het geloof op de aarde vinden?" (Luk. 18:8). Er zal wel veel religie zijn, maar is er nog werkelijk geloof, mensen die de Bijbel, het Woord van God, geloven.

3:9
Uw voeten aanbidden – De Heere rechtvaardigt de gelovigen, als hen allerlei onrecht wordt aangedaan. De vijanden zullen hen later dienen. Er worden gelovigen onthoofd om hun getuigenis, maar ze zullen regeren met Christus.

3:10
Ik zal u bewaren uit het uur van de verzoeking – Er komt een verzoeking over de wereld. Het gaat om een beperkte periode gedurende de eindtijd. Verzoeking heeft te maken met de boze: "En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze" (Matt. 6:13a). "Toen brak er oorlog uit in de hemel: Michaël en zijn engelen voerden oorlog tegen de draak, ook de draak en zijn engelen voerden oorlog. Maar zij waren niet sterk genoeg, en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden. En de grote draak werd neergeworpen, namelijk de oude slang, die duivel en satan genoemd wordt, die de hele wereld misleidt. Hij werd neergeworpen op de aarde en zijn engelen werden met hem neergeworpen. En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: Nu is gekomen de zaligheid, de kracht en het koninkrijk van onze God en de macht van Zijn Christus, want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht aanklaagde voor onze God, is neergeworpen. En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad tot in de dood. Daarom, verblijd u, hemelen, en u die daarin woont! Wee hun die de aarde en de zee bewonen, want de duivel is naar beneden gekomen, naar u toe, in grote woede, omdat hij weet dat hij nog maar weinig tijd heeft" (Openb. 12:7-12). Satan zal rondgaan als een brullende leeuw (1 Pet. 5:8). "En zodra de draak zag dat hij op de aarde was neergeworpen, ging hij de vrouw vervolgen die het mannelijke Kind gebaard had. En aan de vrouw werden twee vleugels van een grote arend gegeven, opdat zij naar de woestijn zou vliegen, naar haar plaats, waar zij gevoed wordt, een tijd en tijden en een halve tijd, buiten het gezicht van de slang" (Openb. 12:13 en 14). Deze tijd duurt drieënhalf jaar. De Heere zal niet voorkomen dat dit gebeurt, maar Hij zal ze eruit bevrijden óf naar de woestijn óf via de dood. De dood is dan de bevrijding. Vroeger gingen gelovigen zingend de brandstapel op. God geeft ook dan Zijn genade. "Al ging ik ook door een dal vol schaduw van de dood, ik zou geen kwaad vrezen, want U bent met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij" (Ps. 23:4).

3:12
Wie overwint – De overwinnaars zullen wandelen in het Nieuwe Jeruzalem dat in Openbaring 21 beschreven wordt.

3:14 Brief aan Ladicea
Deze naam bestaat uit laos en dikee; het betekent: volk en gerechtigheid, dus de gerechtigheid van het volk. Er zijn twee woorden voor ‘volk’ in het Grieks laos en ethnos. Ethnos wordt gebruikt voor de volkeren die niet in het verbond staan met God, de heidenen. De tien stammen stonden ook niet meer in het verbond en werden tot de heidenen gerekend. Laos wordt bijna altijd voor het Joodse volk gebruikt in het Nieuwe Testament.
Paulus spreekt ook over Laodicea: "Want ik wil dat u weet hoe groot de strijd is die ik voer voor u en voor hen die in Laodicea zijn, alsook voor zo velen die mij nooit in levenden lijve hebben gezien" (Kol. 2:1). Wij hebben Paulus ook nooit in levenden lijve gezien. "Want ik getuig van hem (Epafras) dat hij een grote ijver heeft voor u en voor hen die in Laodicea zijn, alsook voor hen die in Hiërapolis zijn. Lukas, de arts, de geliefde, groet u, en Demas. Groet de broeders die in Laodicea zijn, en Nymfas en de gemeente in zijn huis. En wanneer deze brief door u gelezen zal zijn, zorg er dan voor dat hij ook in de gemeente van de Laodicenzen gelezen wordt, en dat ook u die uit Laodicea leest" (Kol. 4:13-16). Paulus spreekt niet over de brief uit Openbaring, want die brieven zijn door de Heere via Johannes geschreven. Het gaat waarschijnlijk om de brief aan de Efeziërs, want daar staat geen plaatsnaam ingevuld in de oorspronkelijke handschriften.
Getrouwe en waarachtige Getuige – vgl. 19:11.

3:16
Ik zal u uit Mijn mond spuwen – Gelovigen in onze tijd zijn door genade behouden, wij kunnen niet door God uitgespuwd worden. Het hangt ook helemaal niet af van onze werken of inzet.
Lauw – Lauw water is niet lekker om te drinken, dat spuug je meestal gauw weer uit.

3:18
Witte kleding – vgl. 19:8 fijne linnen.

3:20
Zie Ik sta aan de deur – "Zie, de Rechter staat voor de deur" (Jak. 5:9b).
Maaltijd gebruiken – ‘Maaltijd’ staat voor samenkomen, gemeenschap hebben. Andere vertaling is: avondmaal. Vgl. 19:9 - avondmaal van de bruiloft van het Lam en 19:17- avondmaal van de grote God (oordeel).

3:21
Wie overwint, zal zitten op de troon – vgl. 20:4–6 tronen voor priesters en koningen