-
Dagboek - Dag 259
Dag 259 "En als iemand u niet ontvangt en niet naar uw woorden luistert, vertrek dan uit dat huis of die stad en schud het stof van uw voeten. Voorwaar, Ik zeg u: Het zal voor het land van Sodom en Gomorra verdraaglijker zijn op de dag van het oordeel dan voor die stad" (Matt. 10:14 en 15). Sodom en Gomorra staan voor grove zonden: "Maar bij de profeten van Jeruzalem heb Ik iets afschuwelijks gezien: zij plegen overspel, met leugen gaan zij hun weg zij bemoedigen de kwaaddoeners,...
"Bidden is de enige stem van het geloof - Jonathan Edwards"
De kleine profeten - Hosea - studie 01
Spreker: Peter Slagter- Gegevens
-
Serie: De kleine profeten
-
Datum: donderdag, 27 september 2012
-
Hits: 5267
-
Schriftgedeelte: Hosea 1:1-14:10
Onder aan dit scherm kun je de preek beluisteren of downloaden.
Onderstaand verslag is ook te downloaden in pdf formaat
De kleine profeten - Hosea - P.A. Slagter - 27/09/2012 - Studie 1
Even een tip vooraf: lees het Bijbelboek alvast door, voor de komende studie, want we kunnen de meeste kleine profeten niet helemaal lezen op de Bijbelstudie-avond. Peter wil iedere avond 1 'kleine profeet' behandelen.
In de Hebreeuwse Bijbel wordt een onderverdeling gemaakt in:
- de vroege profeten: de boeken Jozua tot en met 2 Koningen
- de latere profeten: de boeken Jesaja tot en met Maleachi
Dat is een mooie verdeling, want het 1e boek van beide reeksen draagt de naam van de Here Jezus in zich, Jehovah redt.
De 12 kleine profeten vinden we in de latere profeten. 'Klein' heeft betrekking op de lengte van de profetie.
Het thema van de profetie is altijd de persoon van de Here Jezus Die Zich openbaart als: de Redder, de Verlosser, de Voleinder.
Hosea
De profetie door de mond van Hosea is gericht aan de 10 stammen, Israël met als hoofdstad Samaria.
De verdeling van de 10 en de 2 stammen vond plaats direct na de dood van Salomo, ten tijde van Jerobeam en Rehabeam (2 Kronieken 10).
De 2 stammen, Juda en Benjamin, hadden Jeruzalem als hoofdstad.
Hosea trad ongeveer 750 voor Christus op. Het was een bloeitijd met welvaart en afgoderij (gaat meestal samen) onder Jerobeam II, de zoon van Joas. Dit werd nog erger na de dood van de koning en Israël kwam meer onder de invloedsfeer van Syrië (noordelijk en oostelijk van het land), en Israël zoekt steun bij Egypte.
Syrië verovert Jeruzalem en het volk gaat in de Assyrische Ballingschap rond 722 voor Christus.
Hosea 1:1 zegt dat het Woord van de Here tot Hosea, de zoon van Beeri (mijn bron) kwam.
Het leven van Hosea wordt gekenmerkt door het trouwen met een hoer:
Hosea 1:2 Het begin van het spreken van de HEERE door Hosea. De HEERE zei tegen Hosea: Ga! Neem voor u een vrouw van de hoererijen en kinderen van de hoererijen, want het land wendt zich in schandelijke hoererij van de HEERE af.
Dat is opzienbarend, een onterende gelegenheid en tekenend voor de situatie in Israël, (vers 2 einde) want het land wendt zich in schandelijke hoererij van de Here af. Zij gaven zich over aan de afgod Baäl (Heer, in de betekenis van bezitter), de tegenstander.
In Hosea zien we
- enerzijds Gods liefde voor Israël, zelfs al geeft zij zich aan een ander en
- anderzijds de toorn van God.
Hij is bedroefd over de zonde.
Mozes had reeds namens de Here aan het volk verkondigd dat als het volk zich aan het verbond zou houden, God hen zou zegenen, maar als ze zich niet aan het verbond hielden Hij hen zou treffen met de vloek.
God heeft vol van lankmoedigheid veel profeten geroepen (die veel moesten doen en verdragen!) die het volk duidelijk moesten maken dat zich moesten bekeren.
Tot de maat bij God vol is, dan volgt de sanctie, de Assyrische ballingschap in 722 voor Christus. Voor Juda was dit in 586 voor Christus, zij gingen voor 70 jaar in Babylonische ballingschap, ze werden weggevoerd door Nebukadnezar, want Babel was in die tijd de wereldmacht. De situatie was in Juda zo mogelijk nog erger dan in Israël, terwijl ze een voorbeeld in het 10-stammenrijk hadden!
Juda kwam weer terug uit de Babylonische ballingschap, hierover lezen we in Ezra en Nehemia. Daarna volgde ca. 400 jaar in de druk der tijden (zie het boek Daniël). Toen kwam de Here Jezus en volgde Zijn bediening. In het jaar 70 werd Jeruzalem vernietigd en werd het volk verstrooid over de aarde.
De naam Hosea betekent verlossing. In vers 3 staat dat Hosea, Gomer (volmaakt/voleinding) tot vrouw neemt. Het volk van Israël was niet volmaakt, maar zal dit uiteindelijk wel worden!
In Hosea vinden we het beeld van de relatie van de Here en Israël. Die begon officieel met de verbondssluiting.
Exodus 19:5 Nu dan, als u nauwgezet Mijn stem gehoorzaamt en Mijn verbond in acht neemt, dan zult u uit alle volken Mijn persoonlijk eigendom zijn, want heel de aarde is van Mij.
6 U dan, u zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden die u tot de Israëlieten moet spreken.
7 Mozes kwam terug en riep de oudsten van het volk, en hield hun al deze woorden voor, die de HEERE hem geboden had.
8 Toen antwoordde heel het volk gezamenlijk en zei: Alles wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen! En Mozes bracht de woorden van het volk weer over aan de HEERE.
Vers 5 zegt dat Israël, Gods persoonlijk eigendom is. De aarde is van de Here God, want alle dingen zijn uit Hem, door Hem en tot Hem.
Uit de hele volkerentafel van Genesis 10, vanuit de zoon van Noach, via Sem werd uiteindelijk via Abraham (zie Genesis 11:10-32) en Izak, Israël verkozen.
In vers 6 bestemt de Here God Israël tot een heilig volk, goi, dat wil zeggen dat zij net waren als alle andere (heiden)volken, maar een bijzonder plaats kregen, ze waren nl. een heilig (apart gezet) volk.
Het volk antwoordde als één man (gezamenlijk) dat zij zouden doen alles wat de Here gesproken had (vers 8). Dat is de enige goede reactie van het volk (en van een mens) als de Here iets vraagt, maar de druk die dat geeft, is enorm, alsof wij dat zouden kunnen volbrengen. Ons past dan: "Zo waarlijk helpe mij God Almachtig", want hoe zouden wij ooit iets kunnen doen zonder de hulp van de Allerhoogste?
De vraag is, wanneer zal Israël dat ook daadwerkelijk gaan doen? Pas als zij de Heilige Geest hebben ontvangen en dat geldt natuurlijk ook voor ons.
Hosea 1:3 Hij ging en nam Gomer, een dochter van Diblaïm; zij werd zwanger en baarde hem een zoon.
4 Toen zei de HEERE tegen hem: Geef hem de naam Jizreël, want nog even en Ik zal de bloedschulden van Jizreël vergelden aan het huis van Jehu, en Ik zal het koningschap van het huis van Israël wegdoen.
Jizreël betekent God plant of God zaait, alles gaat van God uit. Wij zoeken goede grond uit om te zaaien, zo niet bij de Here. Het begint in de diepte van ellende, in onvruchtbare grond, in de woestijn, in de dood. Dat is ook zo in ons leven!
Abraham en Sara hadden geen kinderen, geen erfgenaam (daar zorgt Abraham in de tussentijd zelf voor, met alle ellende van dien), maar de Here zorgt voor nageslacht (leven) via Izak en Jakob. Het gaat om sterven, dood en opstanding.
Hosea 1:6 Zij werd opnieuw zwanger, en zij baarde een dochter. Daarop zei Hij tegen hem: Geef haar de naam Lo-Ruchama, want Ik zal Mij voortaan niet meer ontfermen over het huis van Israël, want ik zal hen zeker wegvoeren.
7 Maar over het huis van Juda zal Ik Mij ontfermen, en Ik zal hen verlossen door de HEERE, hun God. Ik zal hen echter niet verlossen door boog, door zwaard, door strijd, door paarden of door ruiters.
8 Toen zij Lo-Ruchama niet meer de borst gaf, werd zij weer zwanger, en zij baarde een zoon.
9 En Hij zei: Geef hem de naam Lo-Ammi, want u bent niet Mijn volk en Ík zal er voor u niet zijn.
Gomer baart Lo-Ruchama Ik zal mij niet ontfermen (vers 6) en daarna Lo-Ammi, niet mijn volk, Ik zal er voor u niet zijn (vers 9), de nadruk ligt op Ik, de maat was vol. Momenteel is het Lo-ammi, geen ontferming voor Israël.
Hosea 1:10 Toch zal het aantal Israëlieten zijn als het zand van de zee, dat niet gemeten en niet geteld kan worden. En het zal gebeuren dat in de plaats waar tegen hen gezegd is: U bent niet Mijn volk, tegen hen gezegd zal worden: kinderen van de levende God.
11 Dan zullen de Judeeërs bijeengebracht worden samen met de Israëlieten. Zij zullen voor zich één Hoofd aanstellen en uit het land oprukken; want groot zal de dag van Jizreël zijn.
Toch zal er ontferming komen, want zij zullen kinderen van de levende God zijn (vers 10), Juda zal samen met Israël optrekken in de (verre) toekomst. De volgorde is als volgt:
- er was een verbond met Israël, Mijn volk en Hij ontfermde Zich erover
----- er kwam een verbondsbreuk = scheiding, Israël is niet Mijn volk, Hij ontfermt Zich niet over hen
- de Here plant en zaait, Israël wordt weer Zijn volk, Hij ontfermt Zich over hen
Hosea 2 spreekt over oordeel en herstel.
Hosea 2:10 Ik zal haar vreugde doen ophouden, haar feesten, haar nieuwemaansdagen en haar sabbatten, ja, al haar feestdagen.
11 Ik zal haar wijnstok en haar vijgenboom verwoesten, waarvan zij zegt: Die vormen voor mij het hoerenloon dat mijn minnaars mij gegeven hebben. Maar Ik zal er een woud van maken en de dieren van het veld zullen ervan vreten.
12 Ik zal haar de dagen van de Baäls vergelden, waarop zij hun reukoffers bracht. Zij tooide zich met haar ring en haar halssieraad en ging achter haar minnaars aan, maar Mij vergeet zij, spreekt de HEERE.
13 Daarom, zie, Ikzelf ga haar lokken, haar de woestijn in leiden, en naar haar hart spreken.
14 Ik zal haar daarvandaan haar wijngaarden geven, en het Dal van Achor tot een deur van hoop. Daar zal zij zingen als in de dagen van haar jeugd, als op de dag dat zij wegtrok uit het land Egypte.
In vers 10 t/m 12 wordt gesproken over uitzetting uit het land en verwoesting en in vers 13 en 14 over de hoop die er is in de woestijn.
Het dal van Achor (een plaats van straf voor Achan, een plaats van verdriet, zie Jozua 7) wordt tot een deur van hoop. Deur is het Hebreeuwse daleth, een opening, een weg van hoop. In Johannes 10 zegt de Here Jezus dat Hij de deur is, de hoop.
In Hosea 2:15-20 wordt gesproken over "Die dag", de dag in de toekomst, waarin Israël de bruid zal zijn (vers 19).
Jeremia 31:1 In die tijd, spreekt de HEERE, zal Ik al de geslachten van Israël tot een God zijn, en zíj zullen Mij tot een volk zijn.
2 Zo zegt de HEERE: Het volk dat aan het zwaard ontkomen was, heeft genade gevonden in de woestijn, toen Ik op weg ging om hem, Israël, tot rust te brengen.
3 Van verre tijden af is de HEERE aan mij verschenen: Met eeuwige liefde heb Ik u liefgehad, daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid.
4 Ik zal u weer bouwen en u zult gebouwd worden, maagd Israël. Opnieuw zult u zich tooien met uw tamboerijnen, opnieuw zult u uittrekken in een reidans van vrolijke mensen.
5 Opnieuw zult u wijngaarden planten op de bergen van Samaria: de planters zullen planten en de vruchten genieten.
"In die tijd" (vers 1), zal er genade gevonden worden in de woestijn en er zal rust zijn (vers 2), er zal herstel vanuit de woestijn zijn. Jizreël het zaad zal worden gezonden, het zaad van het evangelie.
Over de woestijn wordt gesproken in Ezechiel 20, Openbaring 12 en Jeremia 31 waar het Nieuwe Verbond wordt getoond, niet zoals het Oude Verbond, maar met Gods Geest in hun binnensten en de Wet in het hart.
In Hosea 3:1 moet Hosea weer tot Gomer gaan, die een beeld is van Israël.
Hoe komt Gods liefde voor Israël tot uitdrukking?
In de Here Jezus, Hij is gezonden tot het verloren volk van Israël om Zich over hen te ontfermen. Ik ben de goede Herder.
Liefde is de drang tot gemeenschap, maar
God kan Zijn gerechtigheid niet voorbij gaan (door de vingers zien).
Deze 2 elementen komen samen in de Here Jezus Christus. Hij is liefde en kwam om de gerechtigheid van God te voldoen.
In Hosea 3:4 staat dat Israël veel dagen zonder koning en vorst, gewijde steen, efod en afgodsbeeld moet zijn, want daarna zullen zij zich bekeren (vers 5) in "later tijd". Bekering is noodzakelijk.
Zacharia 1:3 Daarom, zeg tegen hen: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Keer terug naar Mij, spreekt de HEERE van de legermachten, dan zal Ik naar u terugkeren, zegt de HEERE van de legermachten.
Keer terug naar Mij. We komen vaak in problemen met uitverkiezing. De Here vraagt om bekering. Op de deur staat "bekeert u", als we zijn binnen gegaan staat op de achterkant van de deur "uitverkoren". Het mysterie is groot, maar ontslaat de mens niet van de plicht Hem te zoeken.
Hosea 4 is een aanklacht tegen de leiders, ook die van Juda.
Hosea 4:6 Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is. Omdat ú de kennis verworpen hebt, heb Ik u verworpen om als priester voor Mij te dienen. Omdat U de wet van uw God hebt vergeten, zal Ik ook uw kinderen vergeten.
God spreekt de priester aan. De taak van de priester was het toezicht op de tempel(dienst) en het onderwijzen in de inzettingen van God.
In vers 7 t/m 9 staat dat de priesters meegingen in de afgoderij van het volk, ze wilden bij het volk in een goed blaadje komen. Het doel was echter dat Israël een koninkrijk van priesters zou zijn.
Hosea 5:15 Ik ga en keer terug naar Mijn woonplaats, totdat zij zich schuldig weten en Mijn aangezicht zoeken. In hun benauwdheid zullen zij Mij ernstig zoeken.
Er wordt vaak gesproken over benauwdheid.
Jeremia 30:3 Want zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik een omkeer zal brengen in de gevangenschap van Mijn volk, Israël en Juda, zegt de HEERE, en Ik hen zal terugbrengen naar het land dat Ik hun vaderen gegeven heb, en zij zullen het in bezit nemen.
4 Dit zijn de woorden die de HEERE gesproken heeft tot Israël en tot Juda.
5 Want zo zegt de HEERE: Een schrikwekkende stem hebben wij gehoord, angst is er, geen vrede.
6 Vraag toch en zie of een man baren kan? Waarom heb Ik dan iedere man gezien met zijn handen op zijn heupen als een barende vrouw, en waarom zijn alle gezichten lijkbleek weggetrokken?
7 Wee! Want die dag is groot, er is er geen als hij. Het is een tijd van benauwdheid voor Jakob, toch zal hij daaruit verlost worden.
Een dag van benauwdheid voor Jakob (vers 7), er zal herstel zijn als het leven wegvliedt, want dan zullen zij de Here ernstig zoeken (Hos. 5:15).
Hosea 6 spreekt van de komst van de Here die leidt tot ommekeer.
Hosea 6:1 Kom, laten wij terugkeren naar de HEERE, want Hij heeft verscheurd, maar Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, maar Hij zal ons verbinden.
2 Na twee dagen zal Hij ons levend maken, op de derde dag zal Hij ons doen opstaan. Dan zullen wij voor Zijn aangezicht leven.
3 Dan zullen wij kennen, wij zullen ernaar jagen de HEERE te kennen! Zijn verschijning staat vast als de dageraad. Ja, Hij komt naar ons toe als de regen, als late regen, die het land natmaakt.
Na benauwdheid zal het volk terugkeren (vers 1), er volgt een opstanding op de derde dag (daarvoor was de dood, de woestijn), zij worden tot leven gewekt: "dan zullen wij voor Zijn aangezicht leven" (vers 2). Israël zal ernaar jagen om de Here te kennen (vers 3).
De consequentie van dit alles is, dat als de dag van Jakobs benauwdheid nog niet geweest is er ook geen herstel kan zijn. Het huidige Israël (een republiek!) is geen vervulling van de belofte, maar de staat Israël is wel nodig om tot het einddoel te komen.
Hosea 7 en Hosea 8 spreken over de onbekeerlijkheid en ondergang.
Hosea 8:14 Israël vergat zijn Maker, en bouwde paleizen, Juda heeft de versterkte steden talrijk gemaakt. Daarom zal Ik vuur werpen in zijn steden; dat zal zijn paleizen verteren.
"Israël vergat zijn Maker"! Zie ook Deuteronomium 32:15-20.
Hosea 7:8 Efraïm, met de volken vermengt het zich. Efraïm is een koek die niet omgekeerd is.
De bedoeling was dat het volk in het land zou wonen.
Ezechiël 36:21 Maar Ik spaarde hen vanwege Mijn heilige Naam. Het huis van Israël had die ontheiligd onder de heidenvolken waarheen zij gegaan waren.
22 Zeg daarom tegen het huis van Israël: Zo zegt de Heere HEERE: Ik doe het niet om u, huis van Israël, maar om Mijn heilige Naam, die u ontheiligd hebt onder de heidenvolken waarheen u gegaan bent.
23 Ik zal Mijn grote Naam heiligen, die onder de heidenvolken ontheiligd is, die u in hun midden ontheiligd hebt. Dan zullen de heidenvolken weten dat Ik de HEERE ben, spreekt de Heere HEERE, als Ik in u voor hun ogen geheiligd word.
Door de verstrooiing ontheiligden zij daar de heilige naam van God.
Na de doop van de Here Jezus, de verzoeking in de woestijn, volgde de bergrede, waarin het heiligen van Gods naam naar voren komt.
Hosea 9 en Hosea 10 spreken van zonde en straf van hogerhand.
Hosea 9:17 Mijn God zal hen verwerpen, omdat zij naar Hem niet luisteren. Zij zullen zwervers onder de volken zijn.
Zie Deuteronomium 28-30, de zegen en de gevolgen van de vloek: zwervers onder de volken.
Hosea 10:8 Weggevaagd zullen worden de hoogten van Aven, de zonde van Israël; doornen en distels zullen opschieten tot boven hun altaren. Dan zullen zij tegen de bergen zeggen: Bedek ons! en tegen de heuvels: Val op ons!
In Openbaring 6:16 wordt ook gesproken over bergen en heuvels.
Hosea 11:1 spreekt over de zoon.
Exodus 4:22 Dan moet u tegen de farao zeggen: Zo zegt de HEERE: Mijn zoon, Mijn eerstgeborene, is Israël.
Matthéüs 2:15 En hij bleef daar tot de dood van Herodes, opdat vervuld werd wat door de Heere gesproken is door de profeet: Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen.
Zoon wordt dus op het volk Israël en op de Here Jezus toegepast, de ware Eerstgeborene! Israël moest uit Egypte om de Here te dienen, maar het volk diende de Here niet. Filippenzen 2 spreekt over de Dienstknecht, de Gehoorzame tot de dood, Hij heeft de wet vervuld.
De dood kon Hem niet vasthouden, want Hij heeft niet gezondigd (het loon van de zonde is de dood), Christus is in dood en opstanding altijd de levende geweest.
Hosea 12 en Hosea 13 zijn een terugblik en samenvatting van de zonde. Het advies is om geen heil te zoeken bij anderen, maar alleen bij de Here.
Hosea 13:4 Maar Ik ben de HEERE, uw God, sinds het land Egypte. Een God behalve Mij mag u daarom niet erkennen, en buiten Mij is er geen Heiland.
Hosea 14:1 Ook al draagt hijzelf tussen broeders vrucht, de oostenwind zal komen, de adem van de HEERE, die opsteekt uit de woestijn. Zijn bron zal uitdrogen en zijn wel droogvallen. Die zal de schat plunderen van al zijn kostbare voorwerpen.
2 Bekeer u, Israël, tot de HEERE, uw God, want u bent gestruikeld door uw ongerechtigheid.
3 Neem deze woorden met u mee, bekeer u tot de HEERE. Zeg tegen Hem: Neem alle ongerechtigheid weg, neem het goede aan. Dan zullen wij de offers van onze lippen nakomen.
4 Assyrië zal ons niet verlossen, op paarden zullen wij niet rijden. Wij zullen nooit meer zeggen: U bent onze god tegen het werk van onze handen. Bij U immers vindt een wees ontferming.
5 Ik zal hun afkerigheid genezen, Ik zal hen vrijwillig liefhebben, want Mijn toorn heeft zich van hem afgewend.
6 Ik zal voor Israël zijn als de dauw. Hij zal in bloei staan als de lelie, wortel schieten als de Libanon.
7 Zijn jonge loten zullen uitlopen, zodat zijn pracht zal zijn als de olijfboom, en hij zal een geur hebben als de Libanon.
8 Zij zullen opnieuw in zijn schaduw zitten, koren verbouwen en in bloei staan als de wijnstok; zijn gedachtenis zal zijn als de wijn van Libanon.
9 Efraïm, wat heb Ik nog met de afgoden te maken? Ík heb hem verhoord en zal naar hem omzien. Ik zal zijn als een altijd groene cipres. Door Mij is bij u vrucht te vinden.
10 Wie is zo wijs, dat hij deze dingen begrijpt, en zo verstandig dat hij ze kent? De wegen van de HEERE zijn immers recht. De rechtvaardigen zullen daarop wandelen, maar de overtreders zullen erop struikelen.
Hebreeën 13:15 Laten wij dan altijd door Hem een lofoffer brengen aan God, namelijk de vrucht van lippen die Zijn Naam belijden.
Jesaja 55:12 Want in blijdschap zult u uittrekken en met vrede voortgeleid worden. De bergen en de heuvels zullen voor uw ogen uitbreken in gejuich en alle bomen van het veld zullen in de handen klappen.
13 Voor een doornstruik zal een cipres opkomen, Voor een distel zal een mirt opkomen; en het zal de HEERE zijn tot een naam, tot een eeuwig teken, dat niet zal worden uitgewist.
De bomen van het veld zullen in de handen klappen, de vloek verandert in zegen voor altijd. De cipres is altijd groen.
Hosea 14:10 vraagt: "Wie is zo wijs?".
Spreuken 1:7 De vreze des HEEREN is het beginsel van de kennis, dwazen verachten wijsheid en vermaning.
Spreuken 4:7 Het beginsel van wijsheid is: verwerf wijsheid, en bij alles wat je verwerft: verwerf inzicht!
Het antwoord is dus: die de vreze des Heren kent en het verwerven van wijsheid.
Laten wij daarom als leden van het Lichaam van Christus te rade gaan bij Christus:
in Wie al de schatten van de wijsheid en van de kennis verborgen zijn (Kolossenzen 2:3).
Onderstaand verslag is ook te downloaden in pdf formaat
De kleine profeten - Hosea - P.A. Slagter - 27/09/2012 - Studie 1
Even een tip vooraf: lees het Bijbelboek alvast door, voor de komende studie, want we kunnen de meeste kleine profeten niet helemaal lezen op de Bijbelstudie-avond. Peter wil iedere avond 1 'kleine profeet' behandelen.
In de Hebreeuwse Bijbel wordt een onderverdeling gemaakt in:
- de vroege profeten: de boeken Jozua tot en met 2 Koningen
- de latere profeten: de boeken Jesaja tot en met Maleachi
Dat is een mooie verdeling, want het 1e boek van beide reeksen draagt de naam van de Here Jezus in zich, Jehovah redt.
De 12 kleine profeten vinden we in de latere profeten. 'Klein' heeft betrekking op de lengte van de profetie.
Het thema van de profetie is altijd de persoon van de Here Jezus Die Zich openbaart als: de Redder, de Verlosser, de Voleinder.
Hosea
De profetie door de mond van Hosea is gericht aan de 10 stammen, Israël met als hoofdstad Samaria.
De verdeling van de 10 en de 2 stammen vond plaats direct na de dood van Salomo, ten tijde van Jerobeam en Rehabeam (2 Kronieken 10).
De 2 stammen, Juda en Benjamin, hadden Jeruzalem als hoofdstad.
Hosea trad ongeveer 750 voor Christus op. Het was een bloeitijd met welvaart en afgoderij (gaat meestal samen) onder Jerobeam II, de zoon van Joas. Dit werd nog erger na de dood van de koning en Israël kwam meer onder de invloedsfeer van Syrië (noordelijk en oostelijk van het land), en Israël zoekt steun bij Egypte.
Syrië verovert Jeruzalem en het volk gaat in de Assyrische Ballingschap rond 722 voor Christus.
Hosea 1:1 zegt dat het Woord van de Here tot Hosea, de zoon van Beeri (mijn bron) kwam.
Het leven van Hosea wordt gekenmerkt door het trouwen met een hoer:
Hosea 1:2 Het begin van het spreken van de HEERE door Hosea. De HEERE zei tegen Hosea: Ga! Neem voor u een vrouw van de hoererijen en kinderen van de hoererijen, want het land wendt zich in schandelijke hoererij van de HEERE af.
Dat is opzienbarend, een onterende gelegenheid en tekenend voor de situatie in Israël, (vers 2 einde) want het land wendt zich in schandelijke hoererij van de Here af. Zij gaven zich over aan de afgod Baäl (Heer, in de betekenis van bezitter), de tegenstander.
In Hosea zien we
- enerzijds Gods liefde voor Israël, zelfs al geeft zij zich aan een ander en
- anderzijds de toorn van God.
Hij is bedroefd over de zonde.
Mozes had reeds namens de Here aan het volk verkondigd dat als het volk zich aan het verbond zou houden, God hen zou zegenen, maar als ze zich niet aan het verbond hielden Hij hen zou treffen met de vloek.
God heeft vol van lankmoedigheid veel profeten geroepen (die veel moesten doen en verdragen!) die het volk duidelijk moesten maken dat zich moesten bekeren.
Tot de maat bij God vol is, dan volgt de sanctie, de Assyrische ballingschap in 722 voor Christus. Voor Juda was dit in 586 voor Christus, zij gingen voor 70 jaar in Babylonische ballingschap, ze werden weggevoerd door Nebukadnezar, want Babel was in die tijd de wereldmacht. De situatie was in Juda zo mogelijk nog erger dan in Israël, terwijl ze een voorbeeld in het 10-stammenrijk hadden!
Juda kwam weer terug uit de Babylonische ballingschap, hierover lezen we in Ezra en Nehemia. Daarna volgde ca. 400 jaar in de druk der tijden (zie het boek Daniël). Toen kwam de Here Jezus en volgde Zijn bediening. In het jaar 70 werd Jeruzalem vernietigd en werd het volk verstrooid over de aarde.
De naam Hosea betekent verlossing. In vers 3 staat dat Hosea, Gomer (volmaakt/voleinding) tot vrouw neemt. Het volk van Israël was niet volmaakt, maar zal dit uiteindelijk wel worden!
In Hosea vinden we het beeld van de relatie van de Here en Israël. Die begon officieel met de verbondssluiting.
Exodus 19:5 Nu dan, als u nauwgezet Mijn stem gehoorzaamt en Mijn verbond in acht neemt, dan zult u uit alle volken Mijn persoonlijk eigendom zijn, want heel de aarde is van Mij.
6 U dan, u zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden die u tot de Israëlieten moet spreken.
7 Mozes kwam terug en riep de oudsten van het volk, en hield hun al deze woorden voor, die de HEERE hem geboden had.
8 Toen antwoordde heel het volk gezamenlijk en zei: Alles wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen! En Mozes bracht de woorden van het volk weer over aan de HEERE.
Vers 5 zegt dat Israël, Gods persoonlijk eigendom is. De aarde is van de Here God, want alle dingen zijn uit Hem, door Hem en tot Hem.
Uit de hele volkerentafel van Genesis 10, vanuit de zoon van Noach, via Sem werd uiteindelijk via Abraham (zie Genesis 11:10-32) en Izak, Israël verkozen.
In vers 6 bestemt de Here God Israël tot een heilig volk, goi, dat wil zeggen dat zij net waren als alle andere (heiden)volken, maar een bijzonder plaats kregen, ze waren nl. een heilig (apart gezet) volk.
Het volk antwoordde als één man (gezamenlijk) dat zij zouden doen alles wat de Here gesproken had (vers 8). Dat is de enige goede reactie van het volk (en van een mens) als de Here iets vraagt, maar de druk die dat geeft, is enorm, alsof wij dat zouden kunnen volbrengen. Ons past dan: "Zo waarlijk helpe mij God Almachtig", want hoe zouden wij ooit iets kunnen doen zonder de hulp van de Allerhoogste?
De vraag is, wanneer zal Israël dat ook daadwerkelijk gaan doen? Pas als zij de Heilige Geest hebben ontvangen en dat geldt natuurlijk ook voor ons.
Hosea 1:3 Hij ging en nam Gomer, een dochter van Diblaïm; zij werd zwanger en baarde hem een zoon.
4 Toen zei de HEERE tegen hem: Geef hem de naam Jizreël, want nog even en Ik zal de bloedschulden van Jizreël vergelden aan het huis van Jehu, en Ik zal het koningschap van het huis van Israël wegdoen.
Jizreël betekent God plant of God zaait, alles gaat van God uit. Wij zoeken goede grond uit om te zaaien, zo niet bij de Here. Het begint in de diepte van ellende, in onvruchtbare grond, in de woestijn, in de dood. Dat is ook zo in ons leven!
Abraham en Sara hadden geen kinderen, geen erfgenaam (daar zorgt Abraham in de tussentijd zelf voor, met alle ellende van dien), maar de Here zorgt voor nageslacht (leven) via Izak en Jakob. Het gaat om sterven, dood en opstanding.
Hosea 1:6 Zij werd opnieuw zwanger, en zij baarde een dochter. Daarop zei Hij tegen hem: Geef haar de naam Lo-Ruchama, want Ik zal Mij voortaan niet meer ontfermen over het huis van Israël, want ik zal hen zeker wegvoeren.
7 Maar over het huis van Juda zal Ik Mij ontfermen, en Ik zal hen verlossen door de HEERE, hun God. Ik zal hen echter niet verlossen door boog, door zwaard, door strijd, door paarden of door ruiters.
8 Toen zij Lo-Ruchama niet meer de borst gaf, werd zij weer zwanger, en zij baarde een zoon.
9 En Hij zei: Geef hem de naam Lo-Ammi, want u bent niet Mijn volk en Ík zal er voor u niet zijn.
Gomer baart Lo-Ruchama Ik zal mij niet ontfermen (vers 6) en daarna Lo-Ammi, niet mijn volk, Ik zal er voor u niet zijn (vers 9), de nadruk ligt op Ik, de maat was vol. Momenteel is het Lo-ammi, geen ontferming voor Israël.
Hosea 1:10 Toch zal het aantal Israëlieten zijn als het zand van de zee, dat niet gemeten en niet geteld kan worden. En het zal gebeuren dat in de plaats waar tegen hen gezegd is: U bent niet Mijn volk, tegen hen gezegd zal worden: kinderen van de levende God.
11 Dan zullen de Judeeërs bijeengebracht worden samen met de Israëlieten. Zij zullen voor zich één Hoofd aanstellen en uit het land oprukken; want groot zal de dag van Jizreël zijn.
Toch zal er ontferming komen, want zij zullen kinderen van de levende God zijn (vers 10), Juda zal samen met Israël optrekken in de (verre) toekomst. De volgorde is als volgt:
- er was een verbond met Israël, Mijn volk en Hij ontfermde Zich erover
----- er kwam een verbondsbreuk = scheiding, Israël is niet Mijn volk, Hij ontfermt Zich niet over hen
- de Here plant en zaait, Israël wordt weer Zijn volk, Hij ontfermt Zich over hen
Hosea 2 spreekt over oordeel en herstel.
Hosea 2:10 Ik zal haar vreugde doen ophouden, haar feesten, haar nieuwemaansdagen en haar sabbatten, ja, al haar feestdagen.
11 Ik zal haar wijnstok en haar vijgenboom verwoesten, waarvan zij zegt: Die vormen voor mij het hoerenloon dat mijn minnaars mij gegeven hebben. Maar Ik zal er een woud van maken en de dieren van het veld zullen ervan vreten.
12 Ik zal haar de dagen van de Baäls vergelden, waarop zij hun reukoffers bracht. Zij tooide zich met haar ring en haar halssieraad en ging achter haar minnaars aan, maar Mij vergeet zij, spreekt de HEERE.
13 Daarom, zie, Ikzelf ga haar lokken, haar de woestijn in leiden, en naar haar hart spreken.
14 Ik zal haar daarvandaan haar wijngaarden geven, en het Dal van Achor tot een deur van hoop. Daar zal zij zingen als in de dagen van haar jeugd, als op de dag dat zij wegtrok uit het land Egypte.
In vers 10 t/m 12 wordt gesproken over uitzetting uit het land en verwoesting en in vers 13 en 14 over de hoop die er is in de woestijn.
Het dal van Achor (een plaats van straf voor Achan, een plaats van verdriet, zie Jozua 7) wordt tot een deur van hoop. Deur is het Hebreeuwse daleth, een opening, een weg van hoop. In Johannes 10 zegt de Here Jezus dat Hij de deur is, de hoop.
In Hosea 2:15-20 wordt gesproken over "Die dag", de dag in de toekomst, waarin Israël de bruid zal zijn (vers 19).
Jeremia 31:1 In die tijd, spreekt de HEERE, zal Ik al de geslachten van Israël tot een God zijn, en zíj zullen Mij tot een volk zijn.
2 Zo zegt de HEERE: Het volk dat aan het zwaard ontkomen was, heeft genade gevonden in de woestijn, toen Ik op weg ging om hem, Israël, tot rust te brengen.
3 Van verre tijden af is de HEERE aan mij verschenen: Met eeuwige liefde heb Ik u liefgehad, daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid.
4 Ik zal u weer bouwen en u zult gebouwd worden, maagd Israël. Opnieuw zult u zich tooien met uw tamboerijnen, opnieuw zult u uittrekken in een reidans van vrolijke mensen.
5 Opnieuw zult u wijngaarden planten op de bergen van Samaria: de planters zullen planten en de vruchten genieten.
"In die tijd" (vers 1), zal er genade gevonden worden in de woestijn en er zal rust zijn (vers 2), er zal herstel vanuit de woestijn zijn. Jizreël het zaad zal worden gezonden, het zaad van het evangelie.
Over de woestijn wordt gesproken in Ezechiel 20, Openbaring 12 en Jeremia 31 waar het Nieuwe Verbond wordt getoond, niet zoals het Oude Verbond, maar met Gods Geest in hun binnensten en de Wet in het hart.
In Hosea 3:1 moet Hosea weer tot Gomer gaan, die een beeld is van Israël.
Hoe komt Gods liefde voor Israël tot uitdrukking?
In de Here Jezus, Hij is gezonden tot het verloren volk van Israël om Zich over hen te ontfermen. Ik ben de goede Herder.
Liefde is de drang tot gemeenschap, maar
God kan Zijn gerechtigheid niet voorbij gaan (door de vingers zien).
Deze 2 elementen komen samen in de Here Jezus Christus. Hij is liefde en kwam om de gerechtigheid van God te voldoen.
In Hosea 3:4 staat dat Israël veel dagen zonder koning en vorst, gewijde steen, efod en afgodsbeeld moet zijn, want daarna zullen zij zich bekeren (vers 5) in "later tijd". Bekering is noodzakelijk.
Zacharia 1:3 Daarom, zeg tegen hen: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Keer terug naar Mij, spreekt de HEERE van de legermachten, dan zal Ik naar u terugkeren, zegt de HEERE van de legermachten.
Keer terug naar Mij. We komen vaak in problemen met uitverkiezing. De Here vraagt om bekering. Op de deur staat "bekeert u", als we zijn binnen gegaan staat op de achterkant van de deur "uitverkoren". Het mysterie is groot, maar ontslaat de mens niet van de plicht Hem te zoeken.
Hosea 4 is een aanklacht tegen de leiders, ook die van Juda.
Hosea 4:6 Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is. Omdat ú de kennis verworpen hebt, heb Ik u verworpen om als priester voor Mij te dienen. Omdat U de wet van uw God hebt vergeten, zal Ik ook uw kinderen vergeten.
God spreekt de priester aan. De taak van de priester was het toezicht op de tempel(dienst) en het onderwijzen in de inzettingen van God.
In vers 7 t/m 9 staat dat de priesters meegingen in de afgoderij van het volk, ze wilden bij het volk in een goed blaadje komen. Het doel was echter dat Israël een koninkrijk van priesters zou zijn.
Hosea 5:15 Ik ga en keer terug naar Mijn woonplaats, totdat zij zich schuldig weten en Mijn aangezicht zoeken. In hun benauwdheid zullen zij Mij ernstig zoeken.
Er wordt vaak gesproken over benauwdheid.
Jeremia 30:3 Want zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik een omkeer zal brengen in de gevangenschap van Mijn volk, Israël en Juda, zegt de HEERE, en Ik hen zal terugbrengen naar het land dat Ik hun vaderen gegeven heb, en zij zullen het in bezit nemen.
4 Dit zijn de woorden die de HEERE gesproken heeft tot Israël en tot Juda.
5 Want zo zegt de HEERE: Een schrikwekkende stem hebben wij gehoord, angst is er, geen vrede.
6 Vraag toch en zie of een man baren kan? Waarom heb Ik dan iedere man gezien met zijn handen op zijn heupen als een barende vrouw, en waarom zijn alle gezichten lijkbleek weggetrokken?
7 Wee! Want die dag is groot, er is er geen als hij. Het is een tijd van benauwdheid voor Jakob, toch zal hij daaruit verlost worden.
Een dag van benauwdheid voor Jakob (vers 7), er zal herstel zijn als het leven wegvliedt, want dan zullen zij de Here ernstig zoeken (Hos. 5:15).
Hosea 6 spreekt van de komst van de Here die leidt tot ommekeer.
Hosea 6:1 Kom, laten wij terugkeren naar de HEERE, want Hij heeft verscheurd, maar Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, maar Hij zal ons verbinden.
2 Na twee dagen zal Hij ons levend maken, op de derde dag zal Hij ons doen opstaan. Dan zullen wij voor Zijn aangezicht leven.
3 Dan zullen wij kennen, wij zullen ernaar jagen de HEERE te kennen! Zijn verschijning staat vast als de dageraad. Ja, Hij komt naar ons toe als de regen, als late regen, die het land natmaakt.
Na benauwdheid zal het volk terugkeren (vers 1), er volgt een opstanding op de derde dag (daarvoor was de dood, de woestijn), zij worden tot leven gewekt: "dan zullen wij voor Zijn aangezicht leven" (vers 2). Israël zal ernaar jagen om de Here te kennen (vers 3).
De consequentie van dit alles is, dat als de dag van Jakobs benauwdheid nog niet geweest is er ook geen herstel kan zijn. Het huidige Israël (een republiek!) is geen vervulling van de belofte, maar de staat Israël is wel nodig om tot het einddoel te komen.
Hosea 7 en Hosea 8 spreken over de onbekeerlijkheid en ondergang.
Hosea 8:14 Israël vergat zijn Maker, en bouwde paleizen, Juda heeft de versterkte steden talrijk gemaakt. Daarom zal Ik vuur werpen in zijn steden; dat zal zijn paleizen verteren.
"Israël vergat zijn Maker"! Zie ook Deuteronomium 32:15-20.
Hosea 7:8 Efraïm, met de volken vermengt het zich. Efraïm is een koek die niet omgekeerd is.
De bedoeling was dat het volk in het land zou wonen.
Ezechiël 36:21 Maar Ik spaarde hen vanwege Mijn heilige Naam. Het huis van Israël had die ontheiligd onder de heidenvolken waarheen zij gegaan waren.
22 Zeg daarom tegen het huis van Israël: Zo zegt de Heere HEERE: Ik doe het niet om u, huis van Israël, maar om Mijn heilige Naam, die u ontheiligd hebt onder de heidenvolken waarheen u gegaan bent.
23 Ik zal Mijn grote Naam heiligen, die onder de heidenvolken ontheiligd is, die u in hun midden ontheiligd hebt. Dan zullen de heidenvolken weten dat Ik de HEERE ben, spreekt de Heere HEERE, als Ik in u voor hun ogen geheiligd word.
Door de verstrooiing ontheiligden zij daar de heilige naam van God.
Na de doop van de Here Jezus, de verzoeking in de woestijn, volgde de bergrede, waarin het heiligen van Gods naam naar voren komt.
Hosea 9 en Hosea 10 spreken van zonde en straf van hogerhand.
Hosea 9:17 Mijn God zal hen verwerpen, omdat zij naar Hem niet luisteren. Zij zullen zwervers onder de volken zijn.
Zie Deuteronomium 28-30, de zegen en de gevolgen van de vloek: zwervers onder de volken.
Hosea 10:8 Weggevaagd zullen worden de hoogten van Aven, de zonde van Israël; doornen en distels zullen opschieten tot boven hun altaren. Dan zullen zij tegen de bergen zeggen: Bedek ons! en tegen de heuvels: Val op ons!
In Openbaring 6:16 wordt ook gesproken over bergen en heuvels.
Hosea 11:1 spreekt over de zoon.
Exodus 4:22 Dan moet u tegen de farao zeggen: Zo zegt de HEERE: Mijn zoon, Mijn eerstgeborene, is Israël.
Matthéüs 2:15 En hij bleef daar tot de dood van Herodes, opdat vervuld werd wat door de Heere gesproken is door de profeet: Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen.
Zoon wordt dus op het volk Israël en op de Here Jezus toegepast, de ware Eerstgeborene! Israël moest uit Egypte om de Here te dienen, maar het volk diende de Here niet. Filippenzen 2 spreekt over de Dienstknecht, de Gehoorzame tot de dood, Hij heeft de wet vervuld.
De dood kon Hem niet vasthouden, want Hij heeft niet gezondigd (het loon van de zonde is de dood), Christus is in dood en opstanding altijd de levende geweest.
Hosea 12 en Hosea 13 zijn een terugblik en samenvatting van de zonde. Het advies is om geen heil te zoeken bij anderen, maar alleen bij de Here.
Hosea 13:4 Maar Ik ben de HEERE, uw God, sinds het land Egypte. Een God behalve Mij mag u daarom niet erkennen, en buiten Mij is er geen Heiland.
Hosea 14:1 Ook al draagt hijzelf tussen broeders vrucht, de oostenwind zal komen, de adem van de HEERE, die opsteekt uit de woestijn. Zijn bron zal uitdrogen en zijn wel droogvallen. Die zal de schat plunderen van al zijn kostbare voorwerpen.
2 Bekeer u, Israël, tot de HEERE, uw God, want u bent gestruikeld door uw ongerechtigheid.
3 Neem deze woorden met u mee, bekeer u tot de HEERE. Zeg tegen Hem: Neem alle ongerechtigheid weg, neem het goede aan. Dan zullen wij de offers van onze lippen nakomen.
4 Assyrië zal ons niet verlossen, op paarden zullen wij niet rijden. Wij zullen nooit meer zeggen: U bent onze god tegen het werk van onze handen. Bij U immers vindt een wees ontferming.
5 Ik zal hun afkerigheid genezen, Ik zal hen vrijwillig liefhebben, want Mijn toorn heeft zich van hem afgewend.
6 Ik zal voor Israël zijn als de dauw. Hij zal in bloei staan als de lelie, wortel schieten als de Libanon.
7 Zijn jonge loten zullen uitlopen, zodat zijn pracht zal zijn als de olijfboom, en hij zal een geur hebben als de Libanon.
8 Zij zullen opnieuw in zijn schaduw zitten, koren verbouwen en in bloei staan als de wijnstok; zijn gedachtenis zal zijn als de wijn van Libanon.
9 Efraïm, wat heb Ik nog met de afgoden te maken? Ík heb hem verhoord en zal naar hem omzien. Ik zal zijn als een altijd groene cipres. Door Mij is bij u vrucht te vinden.
10 Wie is zo wijs, dat hij deze dingen begrijpt, en zo verstandig dat hij ze kent? De wegen van de HEERE zijn immers recht. De rechtvaardigen zullen daarop wandelen, maar de overtreders zullen erop struikelen.
Hebreeën 13:15 Laten wij dan altijd door Hem een lofoffer brengen aan God, namelijk de vrucht van lippen die Zijn Naam belijden.
Jesaja 55:12 Want in blijdschap zult u uittrekken en met vrede voortgeleid worden. De bergen en de heuvels zullen voor uw ogen uitbreken in gejuich en alle bomen van het veld zullen in de handen klappen.
13 Voor een doornstruik zal een cipres opkomen, Voor een distel zal een mirt opkomen; en het zal de HEERE zijn tot een naam, tot een eeuwig teken, dat niet zal worden uitgewist.
De bomen van het veld zullen in de handen klappen, de vloek verandert in zegen voor altijd. De cipres is altijd groen.
Hosea 14:10 vraagt: "Wie is zo wijs?".
Spreuken 1:7 De vreze des HEEREN is het beginsel van de kennis, dwazen verachten wijsheid en vermaning.
Spreuken 4:7 Het beginsel van wijsheid is: verwerf wijsheid, en bij alles wat je verwerft: verwerf inzicht!
Het antwoord is dus: die de vreze des Heren kent en het verwerven van wijsheid.
Laten wij daarom als leden van het Lichaam van Christus te rade gaan bij Christus:
in Wie al de schatten van de wijsheid en van de kennis verborgen zijn (Kolossenzen 2:3).