Zonde aan de deur
De eerste keer komen we ‘deur’ tegen in Genesis 4:7 “Is het niet zo dat u, als u het goede doet, uw hoofd kunt opheffen? Maar als u niet het goede doet, ligt de zonde aan de deur. Naar u gaat zijn begeerte uit, maar ú moet over hem heersen.”
Direct voorafgaand aan de eerste moord wordt gesproken over de zonde die aan de deur, aan de toegang van het hart, ligt en waarover Kain moest heersen. Als gevolg van de verleiding van satan is via Eva en Adam de zonde doorgedrongen tot het hele mensdom. De Heere waarschuwt Kain om hierover te heersen: houd het buiten de deur. Jakobus geeft aan dat de zonde uiteindelijk de dood baart (Jak. 1:15).
Toesluiten
Voordat de grote vloed over de aarde kwam, sloot de Heere de deur (van de ark) achter Noach toe (Gen. 7:16). Die deur was de radicale scheiding tussen de gelovige Noach en de goddeloze wereld. Achter de deur is veiligheid, buiten de deur is oordeel.
Het Pascha
“Neem dan een bosje hysop en doop het in het bloed dat in een schaal is, en strijk van het bloed dat in de schaal is, op de bovendorpel en op de beide deurposten. Maar wat u betreft, niemand mag de deur van zijn huis uitgaan, tot de volgende morgen” (Exod. 12:22). Het schuilen achter het bloed van het vlekkeloze lam (een vooruitwijzing naar de Heere Jezus) was een daad van geloof en gehoorzaamheid. Iedere Israëliet had de keuze! In het huis, achter het bloed is men beschermd voor de dood.